bankbedrijf. De Duitsers hadden dit bedrijf "overgenomen" en kregen
door de joden te dwingen hun financiën via deze bank te behandelen de
hand in hun zaken.
Alle joodse bedrijven kregen bovendien een door de bezetter aangestel
de "bewindvoerder" (Verwalter of Treuhand) toegewezen, aan wie ze
ondergeschikt werden. De textielzaken vielen in handen van het be
ruchte Omnia Treuhandgesellschaft m.b.H zum Liquidationstreuhander
des Unternehmens. Deze "Omnia" die in Praag gevestigd was en zich
in het Protektorat geschoold had in het liquideren van Joodse bedrijven,
vestigde in de herfst '41 een filiaal in Den Haag. 45
In oktober kwam een maatregel die bepaalde dat het voortaan voor
niet-joden verboden was te werken in de huishouding van gezinnen
"waarvan een Joodsche vrouw het hoofd is of waarvan een Joodsche
vrouw, blijvend dan wel tijdelijk, mits voor langere tijd dan vier weken
ononderbroken, deel uitmaakt." In vele Alkmaarse joodse families bete
kende dit niet alleen, dat men het voortaan zonder huishoudelijke hulp
moest doen, maar ook dat vaak jarenlang bestaande banden verbroken
moesten worden. Al met al werd de situatie voor de joden steeds be
klemmender. Ondanks de angst voor de toekomst en de vele beperkin
gen die hen waren opgelegd trachtten zij hun leven zo normaal moge
lijk voort te zetten. Een zakenman als Drukker ging nog geregeld voor
zaken op reis, al verliet hij uit veiligheidsoverwegingen het station niet
via de normale uitgang. Ook werd er door de meeste joodse mannen
sinds eind 1941 niet meer thuis geslapen, uit angst in de nacht van bed
gelicht te worden.
Op 17 januari werd bekend dat de joden in Zaandam gedwongen wa
ren hun woonplaats te verlaten en naar Amsterdam te gaan. Dit als on
derdeel van de strategie van de Nazi's alle joden in Amsterdam te verza
melen om hen vandaaruit te kunnen deporteren. Onder de Alkmaarse
joden leefde de vrees dat het niet lang zou duren eer hen dat lot ook
zou treffen. Dit gevoel werd versterkt door de toezending van formulie
ren, die men moest invullen, waaruit beoordeeld kon worden of het
noodzakelijk was dat men voor zijn werk in de woonplaats aanwezig
bleef. In februari kwamen ambtenaren in ieder joods gezin alle goede
ren, meubilair en kleding registreren onder toezicht van een politie
agent. Toen de beschrijving van de inboedels op de laatste dag van fe
bruari, die in dat jaar op Sabbath viel, voltooid was, restte slechts de
vraag, wanneer de "evacuatie" zou plaatsvinden. Zover ging de camou
flage van de S.D. dat de joodse Alkmaarders op grond van hun werk
zaamheden in drie groepen waren gerangschikt, te weten: niet urgent,
matig urgent en dringend. Deze laatste groep bestond uit degenen met
56