worden. Ook zou voortaan iedere overheidssteun aan armlastige joden
onthouden worden. Voortaan moesten de joden zelf hen ondersteunen.
Daartoe werd het reeds voor de oorlog opgerichte Noodfonds omgezet
in de Joodse Raad.
Per 31 juli werd het rituele slachten verboden. Eén van de meest essen
tiële joodse voorschriften mocht niet meer worden nageleefd. Voor veel
joden was het niet langer mogelijk vlees te eten. In juli werden van de
Alkmaarse joden de radiotoestellen gevorderd. Deze vordering ge
schiedde op last van de in Bergen gelegerde Duitse weermacht, die zich
niet alleen over een dozijn radiotoestellen ontfermde maar ook over
over 61 grammofoonplaten.43
In de eerste zomer van de bezetting kregen de joden een verhuisverbod.
Bovendien dienden ze een opgave te doen van al hun roerende en on
roerende goederen. Ook de bezittingen van alle kerkelijke vereniging
en, begrafenisfondsen etc. moesten worden aangegeven. In oktober
kwam de maatregel dat ieder, die bij de overheid en het onderwijs
werkzaam was de zogenaamde ariër-verklaring moest invullen, waarmee
men verklaarde niet-jood te zijn. Kort daarna werden allen, die op
grond van hun Jood-zijn deze verklaring niet hadden kunnen invullen
uit hun functie ontheven. In Alkmaar trof deze maatregel de rector en
twee leraren van het Murmellius-gymnasium, te weten Dr.J. Hemelrijk
en de leraren Dr.J.B. van Amerongen (engels) en Dr.L. Kukenheim
(frans en oude talen). Dr. Hemelrijk, die sinds 1926 de leiding van de
school had was een zeer gezien rector. Hij had de school een nieuw
elan gegeven en tot grote bloei weten te brengen. In het voorjaar was
juist het nieuwe schoolgebouw aan de Westerweg geopend, dat mede
door zijn inspanningen tot stand was gekomen. Dr. van Amerongen, die
reeds vanaf 1911 aan de school verbonden was, genoot ook buiten de
school bekendheid doordat hij jaarlijks in de kersttijd in de Harmonie
de Christmas Carols van Charles Dickens voordroeg. Op de Rijks-
H.B.S. werd drs.J. Mossel, sinds 1920 leraar wiskunde aan deze school,
ontslagen. De directeur de heerj. Massink was getrouwd met een jood
se vrouw. Hij werd voor de keuze gesteld van zijn vrouw te scheiden of
ontslagen te worden. Het laatste geschiedde.
De houding van de bezetter en van hen, die met hen heulden werd
grimmiger. Met name in de hoofdstad werden joden gemolesteerd door
WA-mannen, de stoottroepers van de NSB. Cafés en restaurants werden
gedwongen borden met Voor Joden Verboden op te hangen. Als straf
tegen onlusten waarbij joden waren betrokken gingen de Duitsers in
Amsterdam op 22 en 23 februari 1941 over tot een razzia, waarbij 425
joodse mannen en jongens werden opgepakt en mishandeld. Een aantal
53