i Izaak Prins
was hij in de
ig van R.P.
ld werd dat
iderlijk huis.
den allen weg
te maken en
handen moes
daten stonden
De jongens
ZOG-gebouw
n. "Wat wil
le ze mee naar
'litaire kleding
"Ik ben van
Vader ver-
Ik vroeg va-
•ch alles verlo-
tk ik toch nog
noeder. Vader
zei met gebro-
nog even voor
l dat het voor
•der nog even,
ven: "Morgen
p de bekende
tg hem, of hij
igen zou hem
pezen. Op de
rage met taxi-
jeen antwoord
i stem met een
'aai maakten,
'n staat?" was
Waerdcndel-
angeres Rosy
aar Nederland
gedrukt, of de
Vas diep in de
2~ Eli Prins, ca
1933
nacht!) "Ik wist dat je komen zou," zei ze, en kwam bij ons in de taxi. In
Heiloo haalden we bij een leerling van haar nog een bedrag van f7000, - op,
dat ze daar in bewaring had gegeven.
Na de beschrijving van een
avontuurlijk oponthoud
onderweg, gaat het verhaal
verder:
"Intussen waren we bij de
Velserpont aangekomen. Vel-
sen, IJmuiden, de Noordzee,
Engeland... zo gingen mijn ge
dachten. Een vroegere dienstbo
de van ons had de zoon van
een reder getrouwd; zouden we
kans hebben op een bootje? Ik
besprak het met de chauffeur.
"Zit wat in,zei hij en koer
ste meteen op IJmuiden af.
Maar daar bleek alles verlaten.
Hier en daar was bomschade zichtbaar. Aan het opgegeven adres werd niet gere
ageerd. Toen we de chauffeur voorstelden, naar de haven te rijden om te zien of
er toch nog een boot beschikbaar was, weigerde hij. Hij wilde nog slechts met ons
naar Rotterdam of naar huis, in Amsterdam. Ik stelde Rosy en de beide jongens
voor de keus en we besloten bij elkaar te blijven. We namen afscheid van onze
chauffeur, nadat we nog ons verschil van mening over de betaling van de rit had
den opgelost. Hij wilde eerst niets hebben, maar nam tenslotte toch de belachelij
ke vergoeding van f7,50 aan -niets vergeleken bij de bedragen die andere taxi's
in de oorlogsdagen aan wanhopige mensen vroegen.
Tussen alle schepen en trawlers in de haven zagen we er een waarvan rook
opsteeg. We holden erheen en zagen, dat mensen van de kade in een trawler
sprongen. Toen we dichterbij kwamen, riep een dame van beneden: "Dat is ge
noeg, niet meer!" Ik antwoordde: "U hebt goed praten. U bent erop en wij hier.
Als u niet wacht, springen we en breken onze nek, maar springen zullen we!"
Ze haalde haar schouders op en wij kwamen aan boord, samen met nog een oude
heer die achter ons aan was gekomen.
De heer Goudsmit, directeur van de Bijenkorfhad van tevoren met zijn
familie getracht in IJmuiden een bootje te krijgen, zonder resultaat. Maar midden
in de nacht had een jonge visser, met wie hij onderhandeld had, aan zijn deur
gebeld en hem verteld, dat hij besloten had om hen, als ze nog bereid waren,
naar Engeland over te brengen. Hij wilde de volgende week trouwen en kon het
51