uit. Hij overleed op 21 juli 1877 op 80-jarige leeftijd. In zijn plaats
kwam in 1878 J.M. Kalkoene, die in 1912 met emeritaat ging.
In 1913 werd door de gemeente als voorganger en leraar benoemd
Abraham de Wolff, geboren op 27 februari 1878 in Stad Delden (Over
ijssel). Hij zou de laatste leraar van de gemeente worden. Al jong werd
hij leerling van het Nederlands Israëlitisch Seminarium aan de Rapen
burgerstraat in Amsterdam, een instelling voor hoger onderwijs ter op
leiding van rabbijnen en godsdienstonderwijzers. Zijn leermeester was
daar de in 1837 in Krakau geboren Dr.J.H. Diinner. Al tijdens zijn stu
die kreeg de Wolff een aanstelling als godsdienstonderwijzer in de Friese
gemeente Lemmer. Na beëindiging van zijn studie werd hij voorganger
in Amersfoort. Kort na zijn huwelijk met Bertha Noach, geboren 15 fe
bruari 1878 te Deventer, vestigde het jonge paar zich in Alkmaar, waar
hij benoemd was als voorganger. Hij zou dat blijven tot het moment dat
de joodse gemeenschap op 5 maart 1942 op last van de Duitse bezetters
de stad moest verlaten. Al spoedig betrokken zij de naast de synagoge
gelegen woning, Hofstraat 11. Rabbi de Wolff beantwoordde in alle
opzichten aan de karakteristiek door een insider gegeven van een voor
ganger of rabbi van een joodse gemeente of Kille:
"Hij was Mousje van alles, hij gaf raad in moeilijke gevallen, hij legde fami
lietwisten bij, hij zamelde geld in als één van zijn gemeenteleden dreigde mechol-
le (failliet) te gaan. Hij was steunpilaar en advocaat van de armen. Hij troostte
de treurenden en bezocht de zieken. Gevangenisleraar was hij ook zoals dat offi
cieel heette. Een Rebbe had een groot gezin en een klein salaris." 21
Behalve het voorgaan in de synagogediensten behoorde de leiding van
de joodse godsdienstschool tot zijn taak. Ook hoorde daarbij het pasto
rale werk en de geestelijke zorg voor de militairen van het garnizoen ge
durende de Eerste Wereldoorlog, de gedetineerden in de strafgevangenis
en de geplaatsten in het Rijksopvoedingsgesticht. Verder was hij belast
met het ritueel slachten, een vereiste van de joodse reinheidswetten. Hij
gaf ook lessen Hebreeuws aan het Stedelijk Gymnasium. Bij de diensten
in de synagoge droeg hij altijd een toga met witte bef. Hij had de gave
van het woord en zijn preken werden menigmaal met ingehouden
adem beluisterd." Als leraar machineschrijven en stenografie gaf hij les
sen om zijn uiterst karig salaris wat aan te vullen. Volgens zijn zoon was
het thuis bittere armoede.2'Het gezin de Wolff had vijf kinderen, Salo-
mon (1916), Marlina (1917), Elize (1918), Betsy (1921) en Cecilia
(1923).
Op 4 februari 1938 werd hij hartelijk door zijn gemeente gehuldigd
vanwege het feit dat hij 25 jaar voorganger was in Alkmaar. Hem werd
door Benjamin Kuyper een oorkonde in perkament overhandigd ver-
27