dam, daarna verspreidden zij zich meer over het gehele land. Naast de
opheffing van de vele beperkingen speelde ook de verschuiving van de
welvaart een rol. Amsterdam maakte sinds het eind van de achttiende
eeuw een zeer grote economische malaise door als gevolg van de teloor
gang van de stapelmarkt. De landbouw daarentegen beleefde een bloei
periode. Gezien hun nering waren de joden in sterke mate afhankelijk
van de koopkracht van de hen omringende bevolking, zodat zij de af
zetmogelijkheden volgden.18 Ook de Alkmaarse gemeente groeide in de
19e eeuw. Zij bestond in 1824 uit 165 leden, in 1840 uit 187 leden en
in 1850 uit 232 leden.
3 De nieuwe synagoge
De slechte toestand van het in 1792 gekochte gebouw deed de gemeen
te zoeken naar een andere synagogeruimte. Bij een publieke veiling in
1808 wist men voor een koopje in de Hofstraat een pand in eigendom
te krijgen, waarin men een nieuwe synagoge kon vestigen. Het huis,
genaamd de "Mosterdpot" en tot 1808 eigendom van Ewaldus van
Dijk, was tot 1612 in bezit geweest van Cornelis Drebbel. Het was ge
legen tegenover het Vijvertje. Toen men het gereed ging maken voor
zijn nieuwe bestemming, ontdekte men bij het uitbreken de resten van
een scheepshelling. Op de stadskaart van Drebbel van 1597 kan men
zien dat er een waterloop was van de Ridderstraat naar de Oudegracht,
hetgeen een en ander verklaart. In 1808 werd dit huis verbouwd tot sy
nagoge. Meer dan een opknapbeurt zal het -wegens geldgebrek- niet
geweest zijn. De geleidelijke uitbreiding van de gemeente in het begin
van de 19e eeuw zal de aanleiding geweest zijn voor een ingrijpende
verbouwing in 1826. Deze bestond uit het maken van een nieuwe
voorgevel, een tongewelf over de met de vroegere huisgang verbrede
synagogeruimte en een galerij voor de vrouwen. Het gebouw kreeg
toen dus het uiterlijk, waarin we het nu nog kennen. Op de bovenlijst
van de voorgevel kwam in Hebreeuwse lettertekens de tekst uit de pro
feet Haggaï (Hagg.2:10) te staan: "De heerlijkheid van dit laatste huis zal
groter worden dan van het eerste". Boven het portiek werd eveneens in
het Hebreeuws geschreven: "Wij betreden het huis Gods met gevoel
van eerbied".
In 1846 werd de synagoge opnieuw verbouwd. Het betrof nu het ver
nieuwen van de achtergevel en van één der zijmuren. In de gevel wer
den twee steentjes aangebracht met de joodse jaartallen 5586 en 5606
(1826 en 1846). In 1883 wilde men opnieuw verbouwen. De voorzitter
van het kerkbestuur Aaron Prins wist door een particuliere audiëntie bij
de koning hiervoor 1.000,- subsidie te verkrijgen. Bij deze restauratie
24