Van Amsterdam naar Warmenhuizen.
Een onzer welke hun ook gehaald had van de Veluwe, had weder het
gevaarlijke transport op zich genomen hun naar Warmenhuizen te
brengen. Hier zij mede gedeeld, dat geen van ons heeft aan of afgeraden
hiernaar toe te gaan. Wel hebben wij eenige bezwaren naar voren ge
bracht, maar zeiden daarbij gij moet Uw eigen zin volgen, waarop Br.
Dr. antwoorde. Als ik hier nog langer blijf wordt ik gek. Ga nog liever
naar Polen als dat ik hier blijf. Het noodlot lag helaas in Warmenhuizen.
Het was een donkere avond, en onze vriend die alles verzorgd had was
op tijd. Als schuwe menschen met allen bij elkaar vertrokken zij met
een weinig handbagage. Het meeste was door ons al gezamenlijk ver-
transporteerd op diverse avonden. De reis verliep nog al voorspoedig,
en toen zij in Alkmaar op het hun welbekende station moesten over
stappen ging er wel iets in ons om zoo zeiden zij.
(Vertelling verder van hun zelf en hier en daar aangevuld door opa)
Met het stoomtreintje al bellende kwamen wij te Warmenhuizen aan,
en in het pikdonker gingen wij met onze vriend mede, en ongeveer
halverwege de dijk kwamen ons de nieuwe menschen te gemoed. Wij
namen afscheid van onzen vriend, en gingen met onzen nieuwe hospi-
tus verder (daar onzen vriend met het laatste treintje retour moest) de
dijk op, dan rechts af naar beneden door een stuk weiland, en kwamen
ten slotte in het boerderijtje.
Er was direct volop eten en goed, wat wij na deze emotievolle reis,
voeg daarbij wij het met zoo best meer gewend waren goed lieten sma
ken. Wij smulden van de boterhammen met heerlijke ham vooral onze
dochter liet zich niet onbetuigd. Daarna vermoeid onze slaapstee op ge
zocht, wij moesten op de zolder bij het hooi slapen, en onze dochter
kwam bij de dochter des huizes (wat nog een vroegere dienstbode van
ons was geweest) in een bed. De volgende morgen even een lichte ver
kenning van binnen uit. Het boerderijtje bevatte 4 koeien een pink 2
geiten en een poes. Het bevatte voorts de koestal, een woonkamer en
een kleine kamer. Vanuit de huiskamer konden wij direct in de kleine
kamer komen waarover wij mochten beschikken naar behoefte, of als er
soms een van onze vrienden kwam. Het was vanat de hoofdweg niet te
bereiken, doch alleen door het weiland of door de sloten. Het was hier
tenminste weer even vrijer om zich te bewegen, en er was ruim zicht,
hoewel niemand onzer naar buiten kwam. Vanuit de huiskamer konden
wij naar de dijk zien, en moest steeds een onzer de wacht betrekken
voor de uitkijk. Waar de zon nog al op onze uitkijk stond moesten onze
vrienden direct voor zonnebrillen zorgen. In mijn nieuwe pension
121