dit stuk waarop ze antwoordde, nou dat had me zoon wel eens eerder
kunnen zeggen.
Inderdaad een uitspraak waar ze wel ten volle gelijk in had en op dat
moment hoorden we voor de eerste keer dat een der pensionheeren de
zoon was van die oude menschen waar we waren heengezonden, beide
75 jaar, terwijl deze altoos beweerd had geen ouders meer te bezitten.
Hoe dan ook, we werden niet weggestuurd doch direct werd een en
ander in gereedheid gebracht 0111 ons voor een poosje te herbergen.
Wel was het verschil zeer groot met datgene wat we verlaten hadden
want inplaats van ruimte, frissche lucht en vrijheid van beweging waren
we nu op een klein bovenhuis terechtgekomen met voor en achter hui
zen zonder eenig uitzicht alleen een heel klein stukje hemel.
Dat het ons toeleek alsof de muren op ons zouden neerstorten laat zich
denken doch we waren weer onderdak en weer was een gevaarlijke pe
riode afgesloten.
Het volgende wel zeer bijzondere geval dient hier alsnog even te wor
den vermeld.
Zoodra ik in dat bovenhuisje binnenkwam ontdekte ik iets wat mij bij
zonder opviel.
Zooals ik reeds hiervoor mededeelde was de vrouw des huizes niet aan
wezig, doch wel haar echtgenoot.
Dij het binnenkomen herkende ik deze man en combineerde ik zijn
zeer merkwaardige naam met mijn zaak die ik voorheen voerde er
kwam tot de ontdekking dat ik enkele jaren tevoren persoonlijk zakei
met hem gedaan had, destijds op een ander adres, zoodat ik niet wist dac
hij daar woonde.
Het is toch wel een kras staaltje van samenloop der omstandigheden dat
wij in het groote Amsterdam juist moesten terechtkomen bij iemand
waar ik reeds zaken mee had gedaan zonder dit tevoren te weten, e 1
wat zijn naam betreft, deze is zoo merkwaardig, doch het is nu nog t
vroeg om die hier neer te schrijven.
We hopen dat het ons later mogelijk zal zijn hier of elders te publicee
ren.
En zoo begon voor ons op dien Goeden Vrijdag van 1943 een nieuwe
periode waarin we voor de vierde keer een ander schuiladres gevonden
hadden.
Sedert mijn vertrek uit mijn eigen woning besliep ik mijn elfde vreem
de bed.
We hoopten dat dit ons laatste adres zou zijn, vanwaar we weer zouden
mogen vertrekken als vrije menschen en weer terugkeeren naar de
plaats en vrienden die ons zoo dierbaar zijn.
118