hadden voorgesteld.
Er verliepen weer een paar weken in onrust toen op 15 April weer zes
personen uit de omgeving werden weggehaald alle ook nienschen die
bekend waren met ons verblijf.
1 let gevaar nam steeds toe en ieder sprak er reeds over om te probeeren
naar veiliger plaatsen uit te zien ofschoon allen ervan overtuigd waren
nimmermeer in zulk een goede omgeving te kunnen terechtkomen.
Vanaf 15 April tot den dag van ons vertrek, 23 April zijn we niet meer
uit de kleeren geweest en werd er door ons allen dag en nacht door ge
waakt waarvan de nachturen buiten, en zoodra het weer licht werd bin
nen.
Vanuit een verscholen plek in de boomen, voorzien van een zaklantaarn
zou 's nachts worden geseind bij onraad en toen we tenslotte alle zoo
oververmoeid waren zijn we in den nacht van 22-23 April in de bos
schen in een tent gegaan en sliepen toen weer eens een nacht aaneen, zij
het dan ook gekleed.
Dat deze toestand van voortdurende angst en groote onzekerheid, waar
bij wij sedert 15 April niet meer uit de kleeren waren geweest, onmo
gelijk lang meer kon worden volgehouden spreekt vanzelf en reeds op
18 en 19 April vertrokken eenige gasten naar veiliger schuilpaats ei
door dit vertrek werd het wachtloopen voor de achterblijvers steed
moeilijker omdat dit over minder personen werd verdeeld en zoo hel
ik b.v. in den nacht buiten aan een stuk 3 1/2 uur gestaan terwijl miji
Vrouw dienzelfden tijd binnen moest opletten op mogelijke lichtsigna
len van mij.
Onze vrienden werden van de gevaarlijke toestand op de hoogte gestel
en we verzochten hen ons te willen weghalen daarvandaan.
Na zeer veel over en weer praterij met de heeren van het pension kwa
men we tenslotte overeen dat wij zouden worden geplaatst bij kennissei i
van een dier heeren, die ook dezelfde naam droeg als hij had, en naar
hij verklaarde familie van hem was.
Op 23 April 1943 (Goeden Vrijdag) kwam een onzer vrienden uit onz
oude woonplaats voor de tweede keer in die week bij ons en moesten
we ons klaarmaken voor een vertrek uit dat goede pension, waar wc
zulk een ruime mate van vrijheid van beweging genoten hadden en
over evenveel frissche lucht konden beschikken, als we zelf
wilden.Trots alle daar aanwezige gevaren zagen we er geweldig te
genop, die omgeving te verlaten, waar we inmiddels alweer 4'/a maand
hadden doorgebracht.
Men sprak ons daar ook al niet veel moed in want men voorspelde
reeds, dat het niet zou meevallen omdat de verandering wel wat groot
116