Zoo brak de laatste dag aan van ons verblijf in Amsterdam en ging ik
mij melden voor de keuring alwaar ik om één uur moest zijn. Dat me
disch onderzoek verliep als volgt. De dokter, althans iemand in een wit
te jas en met een driehoekig speldje op, arriveerde om half vier (zeker
wegens drukke praktijk) en toen ik tenslotte aan de beurt was verliep de
"keuring" letterlijk als volgt.
Hebt U nog attesten? Jawel dokter ziet U eens hier heb ik wat. Nou
dan zal ik dat opzenden aan de kampdokter en dan keur ik U goed voor
licht werk. Dank U wel dokter.
Naar mij later door informatie ter oore kwam, ben ik buitengewoon
vriendelijk behandeld en heb ik stellig een goede aardige "dokter" ge
troffen die mij "keurde". Zooals ik echter hiervoor reeds mededeelde
wilde ik het lichte werk maar niet afwachten temeer daar er van al die
honderden uit de kampen nimmer iemand is teruggekomen uitgezon
derd een enkele die het gelukt was te ontvluchten.
Zoo kwam ik thuis en pakte met de meeste spoed de nog overgebleven
artikelen in omdat we met zoo min mogelijk bagage op reis wilden ten
einde geen aandacht te trekken. Met een vriend van ons was reeds over
eengekomen dat deze goederen den volgenden dag zouden worden
weggehaald en ten deele aan ons worden opgezonden.
Nadat tenslotte alles ingepakt was, werd vlug nog een laatste maaltijd
"genoten" en we vertrokken circa zeven uur uit onze woning naar ken
nissen in de buurt. Ons eerste werk was daar om van al onze kleeding
de sterren af te doen en op onze nieuwe gastheer en zijn vrouw te
wachten die op de afgesproken tijd inderdaad verschenen. Echter hoe
schrokken mijn dochter en ik bij het zien van deze vrouw waarvan alles
een toonbeeld van slordigheid was in de grootste mate, terwijl mijn
Vrouw eigenlijk te vol was van de dingen die stonden te gebeuren, dat
ze daar niet eens erg in had op dat moment.
Mijn gedachten werden er niet geruster op toen mijn gastheer vertelde
dat hij nog twee andere Joodsche vluchtelingen in huis had, en had dit
beter geweest als hij dit verteld zou hebben op de avond der kennisma
king met ons. Echter, er was ons niet veel keus, want blijven beteeken-
de vroeg of laat stellig te worden weggevoerd en de nood was reeds zoo
hoog gestegen dan dat alles beter was dan te blijven. De reis werd dan
ook op de afgesproken tijd begonnen en zonder eenige stoornis bereik
ten we laat in den avond ons nieuwe verblijf.
Veel hadden we ons niet voorgesteld doch het was beneden iedere ver
wachting, en alles was naar verhouding even slecht.
Het ergste van alles was wel de ongekende vuilheid en slordigheid van
deze vrouw van circa veertig jaar die nimmer haar gezin verzorgde
108