ieder voor zich eiken dag opnieuw de avond en nacht tegemoet zag laat
zich niet beschrijven en laat ik slechts aan Uw eigen fantasie over.
Weldra bleek ook dat men het in 't geheel niet zoo krap nam of men
nu personen van de Joodsche Raad te grazen had of niet en ofschoon
dit uit een oogpunt van "billijkheid" te "prijzen" was, is het te begrij
pen dat ik mij met de vrijstellingspapieren in mijn bezit toch niet geheel
veilig voelde, want zoo nu en dan vernamen wij dat collega's van ons
trots de vrijstellingen gepakt waren en niet meer werden losgelaten,
zoodat ook de vrijstellingen tenslotte niet veel meer beteekenden.
Zoo verliep de mooie Augustusmaand in de grootst mogelijk angst en
gedruktheid want intusschen was er wel geen enkel gezin meer over of
men had het verlies van familie of vrienden te betreuren. Wij bespraken
de ernstige toestand met onze oude vrienden en we waren het er allen
over eens dat we moesten probeeren zoo spoedig mogelijk de hel te
ontvluchten en onder te duiken, een woord wat in die dagen voor 't
eerst in onze taal gebruikt werd. Er zou naar geschikte adressen worden
uitgezien, maar intusschen steeg de nood zoo hoog dat we geen nacht
meer in ons huis durfden te blijven.
Vooraf was ons reeds gastvrijheid aangeboden door in dien tijd nog
slechts zeer oppervlakkige kennissen en toen de nood zoo erg was, dat
wij er geen weg meer uit wisten te vinden vroegen we die kennissen of
men ons wilde helpen om ons 's nachts te willen verbergen in hun wo
ning en zonder eenig bezwaar te maken werd dit ons met volle bereid
willigheid verleend en waren mijn Vrouw en ik vanaf 30 Augustus t/m
14 September 1942 's nachts bij kennissen en mijn dochter eveneens ge
durende dien tijd doch weer bij andere kennissen, die ik vanaf dientijd
zeker wel onze vrienden mag noemen.
Die beide vrienden woonden ieder een half uur vanaf onze woning en
daar wij slechts buitenshuis mochten zijn van 6 uur 's morgens tot acht
uur 's avonds werd onze dag als volgt ingedeeld. Ik zelf moest om half
acht van huis om mijn werkzaamheden aan de Joodsche Raad te doen
en was eerst half zeven terug. Dan vlug eten en direct daarna weg naar
die vrienden die ons 's nachts zouden verbergen en waar we niet juist
op 't nippertje konden binnenkomen. Bij de laatste hoek die we omgin
gen om bij die huizen te komen werd de ster weer verborgen en is dat
al die dagen goed gegaan en ondervonden we van niemand eenige hin
der. Eerder dan half zeven 's morgens konden we niet teruggaan want
bij een eventuele aanhouding moesten we kunnen verklaren hoe we
daar reeds konden zijn een half uur van ons huis af terwijl we niet eer
der dan zes uur van huis mochten gaan. Met de bovenburen was een
speciaal kenteeken afgesproken om ons te waarschuwen als het die afge-
106