van een nieuwe mythe, n.1. die van Alkmaar als hoofdstad van West-
Friesland. De bedoeling is duidelijk. Aangezien de positie van Haarlem
als hoofdstad van Kennemerland onaantastbaar was, week hij uit naar
West-Friesland, waar Hoorn niet zonder succes Alkmaar naar de kroon
stak en zelfs de zetel van Gecommitteerde Raden aan zich had getrok
ken. Eikelenberg kon er niet onderuit, dat Alkmaar eeuwenlang als
grensvesting in de strijd tegen de West-Friezen had gefungeerd en dus
kennelijk in Kennemerland lag, maar daar had hij iets op gevonden: de
grens van Kennemerland was naar het noorden opgeschoven. Klaas Ko-
lijn schiet hem te hulp door van "Bodenlo Boekei bij Alkmaar) be
reidwillig "Bodenlo den grave" (=Bodegraven) te maken, bij welke
plaats Suudhardeshaga in de buurt zou hebben gelegen.67' Het Hollandse
gebied lag dus aanvankelijk veel zuidelijker. En verder lost Klaas een be
stuurlijk probleem op door de Hollandse graven te laten afstammen van
"Aernout die Gentenaer" ',8),terwijl in Friesland en dus ook in Alkmaar
en omgeving een inheems geslacht heerste dat afstamde van de Noor
mannen Heriald, Roruk en Hemming.
Wit derhalve door Scriverius als een vermoeden was uitgesproken
weet Klaas dus als een zekerheid te melden. En als klap op de vuurpijl
laat hij in 889 graaf Gerulf bij Torenburg sneven, met welke plaats Van
Loon geen raad wist. De echte Alkmaarder wel, want bedoeld is uiter
aard het kasteel Torenburg, dat derhalve niet door rooms-koning Wil
lem II werd gesticht, maar véél en véél ouder is. Voor de goede ver
staander is het bovendien duidelijk, dat de graven over dit deel van het
oude Friesland hier hun stamslot hadden, ergo Alkmaar was de hoofd
stad van West-Friesland. Welbeschouwd bevat de tekst van Klaas Kolijn
nog twee stukjes Alkmaar-promotion. In r.273 bezingt hij de haven van
Hegmonde "die de Hegge plach te heten". Eikelenberg beweert name
lijk, dat er nooit een tak van de Rijn is geweest die bij Egmond uit
mondde; ergo er was dus ook geen zeehaven, doch wel een watertje de
Eg, dat tot aan de duinen liep en in het zand verdween. Als er blijkens
Kolijn een haven van Hegmonde heeft bestaan, dan kan dit alleen Alk
maar zijn geweest, dat volgens Eikelenberg al in 866 wordt vermeld.
Ook beweert Klaas: "En ti vane Oxtorp en Harelehem kwamen bi hen"
70). Huydecoper ziet in Oxtorp het plaatsje Osdorp, doch de kenner van
Alkmaars historie legt ogenblikkelijk een relatie met de Oxenvoort, de
doorwaadbare plaats tussen Alkmaar en Oudorp. Zijnde weer een bewijs
voor het bestaan van Alkmaar.
Ik moet bekennen, dat toen ik bij Klaas Kolijn las "Ander beuselycke
maren..." 71), ik onmiddellijk aan Eikelenberg moest denken. Deze im
mers gebruikt de term "beuselachtig" herhaaldelijk. Dit is geen bewijs
uiteraard, want ook Huydecoper gebruikte dit woord. Wel blijkt, dat de
auteur van Kolijns rijmkroniek geen groot kenner van het middelneder-
lands was, aangezien hij Melis Stoke herhaaldelijk misverstond. Zo heeft
9