falen gebruik heeft gemaakt staat vast. Ook van anderen leende hij boe
ken en geschriften en zijn brieven aan Van Alkemade bewijzen hoe ne
derig, op het slijmerige af, hij zijn dankbaarheid wist te tonen. Een lati
nist was Eikelenberg niet, dit in tegenstelling tot Westfalen, die zijn aan
tekeningen gedeeltelijk in het latijn schreef. Aan het slot van Kolijns
rijmkroniek leest men c,scptu p manu". Het is door Van Alkemade
nauwkeurig overgenomen en hij vertaalde het terecht als "conscriptum
per manum", terwijl Dunrbar en Van Loon abusievelijk schreven "ex-
scriptum est per manum". Men moet iets van latijnse palaeografie weten
om deze eenvoudige, doch gewichtig aandoende abbreviatuur te kun
nen maken. Het komt mij voor dat Westfalen, dankzij zijn studie in de
oude handschriften, daartoe zeer wel in staat was.
Klaas Kolijn laat zijn kroniek bij de "Simberschen Vloed" beginnen.
Scriverius, op wie hij sterk leunde, verhaalt in zijn in 1677/8 versche
nen boek "Beschrijvinge van alle de graven van Holland, Zeeland ende
Vriesland", dat de Kimbriërs zich naar Gallië en Spanje begaven, aange
zien de Nederlanden door het water waren overspoeld. Dit verhaal is
gebaseerd op -overigens vage- gegevens bij Tacitus en Strabo. Voor zo
ver mij bekend verschijnt de naam "Kimbrische Vloed" voor het eerst
in het in 1682 verschenen werk van Jacob van Oudenhoven, getiteld
"Antiquitates Cinrbricae; dat is, vernieuwde oudheden der Cimbren of
raer verhael van de Cimbren ende Cimbrische Vloet". Het lijkt niet uit
gesloten dat Klaas zich door dit boek heeft laten inspireren, zodat zijn
rijmkroniek na 1682 is ontstaan. Zoals we hebben gezien, was zijn oeu
vre geschreven op papier dat tussen 1690 en 1698 in gebruik was. Zeer
vermoedelijk hebben Van Oudehoven en Westfalen contact met elkaar
gehad. Althans, in de verzameling aantekeningen en afschriften, die aan
Westfalen heeft toebehoord 75), trof ik een manuscript aan van Van Ou-
dehovens "Oude Hollandsche Landen, Heeren, Luyden, Rechten ende
Rechtsplegingen". Wat overigens de lotgevallen zijn geweest van dit
manuscript, dat eerst in 1743 (dus een halve eeuw na de dood van West
falen) in druk werd uitgegeven, is het zoveelste raadsel waarvoor deze
man ons stelt.
Is het toeval, dat Westfalen in zijn dagregister een "Adriaen Westpha-
len...hij was, gelijk men voorgeeft, een goed dichter" laat optreden? Is
het toeval, dat in dit register een "Colijn, zoon van Florens, leekebroer,
in 't jaar 1350" wordt genoemd? Deze laatste optekening is volgens Van
Wijn weliswaar authentiek en bovendien leefden Klaas Kolijn en graaf
Florens anderhalve eeuw eerder, maar Westfalen kan de naam hier heb
ben opgepikt. Dan is er het feit, dat de schoonmoeder van Adriaen
Westfalen en de bezorger van het afschrift dezelfde achternaam hadden.
Toeval? Reinier de Graef (1674-1717) was een zoon van de bekende
medicus Reinier de Graef (1641-1673), zoals Van Lieburg aantoonde.7f,)
De vader van Reinier Sr was Cornelis Maertensz de Graeff, "timmer-
12