hij het woord "onthier" (=totdat) kennelijk opgevat als "ons(en) heer", zodat hij óf "onthier" bij Dousa voor een drukfout heeft aangezien, óf over een handschrift van Melis Stoke kon beschikken en het woord niet kon lezen. Als er inderdaad reden is te vermoeden dat Eikelenberg iets met de rijmkroniek van Klaas Kolijn te maken heeft gehad, dan zijn we v.w.b. Melis Stoke gauw klaar. Westfalen is namelijk in het bezit geweest van een (door Scriverius van aantekeningen voorzien) handschrift van de kroniek van Stoke, welk exemplaar door Eikelenberg na de dood van Westfalen in 1695 uit diens nalatenschap werd gered.721 Het zou tevens een aantal fouten bij Klaas, die teruggaan op een te geringe kennis van de paleografie en het middelnederlands afdoende verklaren. Van Loon, die deze fouten niet opmerkte, heeft er helemaal een rommeltje van ge maakt, soms op het potsierlijke af. Zo zingt Klaas in r. 360-361: "Die er uitten zaden skoet, op te jacht onder 't jagen", waarmee hij ongetwijfeld bedoelt te zeggen: Die hij uit het zadel schoot op de jacht tijdens het ja gen. Van Loon verklaart het aldus: "Die daar uyt zaad sproot op de jacht onder 't jagen". Maar er is meer. Want als de opvattingen van Eikelenberg en Klaas Ko lijn verdacht veel op elkaar lijken, dan rijst de vraag hoe dit mogelijk is. Hoe kan de auteur van de rijmkroniek de opvattingen van Eikelenberg hebben gekend? Immers, het boek van Eikelenberg verscheen in 1714 in druk, terwijl Van Alkemade reeds in 1702 in het bezit van de rijm kroniek kwam. Ook is bekend, dat Reinier de Graeff reeds in 1699 po gingen deed het manuscript te doen drukken.731 De rijmkroniek bestond dus zeker al zo'n 15 jaar toen het boek van Eikelenberg verscheen en zou eerst 5 jaar later in 1719 in druk verschijnen. Aldus gezien lijkt het uitgesloten dat het ene geschrift het andere heeft beïnvloed, tenzij ze door dezelfde persoon zijn geschreven. Dit zou erop kunnen wijzen,dat Eikelenberg óf de vervalser is van de rijmkroniek van Klaas Kolijn, óf de vervalser heeft gekend. Indien dit laatste het geval is, dan gaan mijn ver moedens uit naar Adriaen Westfalen, die over een rijke fantasie beschik te en zich tevens niet ontzag in andere kronieken te knoeien, zoals we gezien hebben. Mogelijk hebben ze het ook samen gedaan. Dit is uiteraard niet te be wijzen, maar het komt mij voor dat zij elkaar aanvulden. Eikelenberg bezat niet alleen de historische kennis, doch hij was ook dichter. Boven dien was hij tot methodisch werken in staat en evenals Westfalen voelde hij zich miskend. Dit kan hen tot elkaar gebracht hebben. Dat Eikelen berg tevens moreel niet hoog timmerde, voortdurend in geldnood zat en de regenten naar de mond praatte (en schreef), is overtuigend aange toond.7'" Hij zal van Westfalen én als mens én als historicus geen hoge dunk hebben gehad, doch openlijk heeft hij dit nimmer getoond; hij zette integendeel zijn kritisch vernuft opzij, zoals bij de uitgave van het dagregister. Dat Eikelenberg van de boeken en aantekeningen van West- 11

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 1992 | | pagina 11