of hij in 1525 en volgende jaren schepen en burgemeester van Enkhui zen was, zoals Van der Hooff vermeldt, is m.i. twijfelachtig. In alle geval was zijn gade geen adellijke Banjaert en dochter van de kastelein van Medemblik, gelijk de gedrukte genealogie ons wil doen geloven, maar wordt zij konsekwent Aef Fredericksdr genoemd. Volgens het Receuil zouden Adriaen en Aef in 1516 gehuwd zijn en verschenen de graaf van Egmond en andere belangrijke heren ter bruiloft."' In 1558 lag Adriaen Jansz ziek te bed en testeerde samen met zijn vrouw.2"' Volgens het Receuil overleed hij op 11 februari 1559 en liet drie kinderen na, gehe ten Frederick, Jannetje en Rycla, waarvan de laatste twee ongehuwd overleden. Hun zoon komt inderdaad als Frederick Adriaensz Westphalinck voor. Dat hij geboren zou zijn op 11 oktober 1527 is wederom apocrief, doch zeker is dat hij vóór of in 1558 huwde met Reymerig Luytgensdr (en niet met Remerigia van Adelen Lucasdr).21 Frederick was geen licenti aat in de rechten, maar koopman op de Westerhavendijk.22' Hij is vóór 1569 (volgens de gedrukte genealogie in 1561 en volgens het Receuil in november 1566) overleden en zijn weduwe hertrouwde met Dirck Pou- welsz.23' Frederick liet een zoon Adriaen na, die volgens de gedrukte genealogie op 3 februari 1558 werd geboren. Dit is niet te controleren, maar in alle geval was hij in 1569 nog minderjarig, evenals zijn zuster Dieuwer.24' Het vaderlijk versterf werd aanvankelijk beheerd door de grootmoeder Aef Fredericksdr, die in 1569 kennelijk onlangs was overleden (volgens het Receuil op 3 augustus 1564, doch dit lijkt mij onwaarschijnlijk). Haar zuster Ebel Fredericks nam in dat jaar het beheer over. Het was niet gering wat Adriaen van zijn vader en grootmoeder erfde, n.1. 2 hui zen, 4 hangen(visrokerijen), 8 schepen en een flink bedrag aan rente brieven. Ook hij was koopman, want zijn naam komt herhaaldelijk voor in verband met bodemerij en visleveranties. Zodat het vermoeden rijst, dat het vermogen van de Westfalens niet is ontsproten aan adellijke lenen en tienden, maar aan de gerookte bokking en (vermoedelijk) het bevrachten van schepen. Het is een bekend gegeven dat de stad Enkhui zen in de tweede helft van de 16e eeuw een belangrijk centrum van de haringvisserij werd. Honderden haringbuizen hadden er hun thuishaven, niet in het minst vanwege de haringpakkerijen. Ongeveer 40% van de vangsten ging naar Noord-Duitsland, waarvan de helft alleen al naar Hamburg. Volgens de gedrukte genealogie is deze Adriaen in 1585 overleden. Dit kan wel ongeveer kloppen, want in 1583 was hij nog in leven,25' terwijl

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 1992 | | pagina 9