mr.G.J.Martini te Amsterdam, doch de huidige verblijfplaats is mij onbekend." Blijkens zijn autobiografische gegevens heeft Westfalen te Leuven en Keulen gestudeerd, zodat hij zich op 9 februari 1649 te Leiden kon laten inschrijven en de dag daarna in de rechten promoveren.'" Hij ves tigde zich als advocaat en procureur te Alkmaar, doch veel praktijk heeft hij kennelijk niet gedaan (men komt zijn naam zelden in de stukken tegen), zodat hij veel tijd kon besteden aan historische studie. Ongetwij feld beschikte hij over een vermogen, dat hem in staat stelde als heer van stand te leven en een grote collectie boeken en handschriften aan te kopen. Zijn schoonfamilie Coetenburg was evenmin onbemiddeld. "Onze groote hoffsteede Breeckenburch op 't Woud onder Bergen", waarvan Westfalen hoog opgeeft in zijn aantekeningenboek, was dan ook van zijn schoonvader afkomstig.7' Zelfbewustheid was hem niet vreemd, getuige het feit dat hij zich in zijn testament van 29 juni 1677 liet vermelden als "den Hooch Ed. Geboren Heer en Mr. Adriaen Westphalen off Westvalingh, Escuyren (=Knape), L.V.Licentiaet, eenige wettige sone van den Hooch Edelen Heer Frederick Adriaen Westpha len, heere van Almsteyn etc., ridder des H.Roomsche Rijck en Jerusa- lent, wonende binnen Alkmaer over het stats rechthuys."8' Papier was toen ook geduldig en de notaris schreef wel. Ridder Frederick zou na een niet voltooide studie te Douai gedurende 13 jaar door Europa, Aziën en Afrika zijn getrokken en te Wenen in 1617 en te Jerusalem in 1620 tot ridder zijn geslagen.9' Aldus de Alk- maarse historici Smit en Bruinvis. Ze hebben hun verhaal zeer vermoe delijk ontleend aan de Beschrijving en Lof der stadt Enkhuizen, zijnde een bijvoegsel van Egbert van der Hooff's Historie der vermaerde Zee- en Koopstadt Enkhuizen (1666). Het lijkt mij aannemelijk, dat Van der Hooff zijn gegevens heeft ontvangen van Adriaen Westfalen, die kenne lijk kosten noch moeiten heeft gespaard om zijn vader en zijn voorge slacht op te vijzelen. Niet alleen liet hij na het overlijden van Frederick (op 2 oktober 1653) een indrukwekkend grafmonument voor hem oprichten in de Grote Kerk te Alkmaar, maar ongetwijfeld heeft hij ook poëten betaald, die treurzangen op zijn vader vervaardigen.10' Zelfs Vondel heeft zich ingespannen, indien we althans Adriaen mogen gelo ven. Zijn zucht om zich te verheffen blijkt ook uit een aantekening, luiden de: "Frederick Westphalen of Westpaling en 1652 huyshoudende op nius (oock) int Hooghe Huys."12' Tracht hij met zijn "Westpaling" een relatie te leggen naar de bekende Pieter Claesz Paling, die inderdaad het

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 1992 | | pagina 5