uitvoerige beschouwing over geschreven 8), terwijl Delahaye ze smalend
"boodschappenlijstjes van Echternach" heeft genoemd. Ik zie het aldus:
Het feit dat de namen geschreven zijn op een dubbel vel met reisgebe-
den, doet vermoeden dat monniken uit Echternach in Holland op
onderzoek zijn geweest om hun aanspraken voor te bereiden. Tevens
ligt het nogal voor de hand dat ze een lijstje bij zich hadden met
namen, welke in oude akten waren aangetroffen. En tenslotte - aldus
doorredenerend - lijkt het niet onaannemelijk dat er overleg is geweest
met het bisdom Utrecht. Met als gevolg, dat men bepaalde namen
heeft laten vallen en andere toegevoegd, hetgeen dan ook de reden is
waarom de lijstjes onderling verschillen vertonen, terwijl er ook ver
schillen zijn met de (uit de 12e eeuw stammende tekst van de) oor
konde van 1063, waarin de definitieve pretenties zijn vastgelegd. De
zaak zou derhalve zijn terug te voeren tot een opzetje tussen Echter
nach en Utrecht, met het doel de Hollandse graaf een aantal kerken
afhandig te maken. In het midden van de 12e eeuw was er namelijk
een procedure tussen het bisdom Utrecht en het graafschap Holland
over deze kerken gaande, zodat het logisch lijkt dat de oorkonde van
1063 met het oog op deze procedure is vervaardigd. Dit moet dan vóór
1156 zijn gebeurd, want in dat jaar koos Echternach eieren voor haar
geld door alle rechten op deze kerken aan de graaf van Holland af te
staan, in ruil voor 120 morgen (nieuwgewonnen) land op Schouwen.
Een wel zeer onvoordelige ruil, doch vermoedelijk zag Echternach on
danks pauselijke interventie geen kans de graaf van Holland tot af
stand te dwingen. Deze op zijn beurt zal blij zijn geweest van het gezeur
af te zijn. Utrecht heeft het kennelijk iets langer volgehouden, maar
hij het verdrag van 1204 wordt over de kerken niet meer gerept.
De bewijsvoering van Blok, die een aantal inconsequenties desondanks
tracht te verklaren, heeft mij niet overtuigd, doch dit zou mij te ver
voeren. Ik wil slechts wijzen op het feit, dat latere Egmondse bronnen -
overigens zonder een schijnt van bewijs - beweren dat de kerken van
Vlaardingen en Heiloo in de 10e eeuw door de graaf van Holland aan
de abdij van Egmond zijn geschonken, terwijl ze volgens de abdij van
Echternach door St. Willibrord gesticht waren en aan haar toebehoor
den. Volgens Blok, die de Echternachse/Utrechtse pretenties geen mo
ment betwijfelt, zijn de Egmondse gegevens derhalve onjuist. Maar als
de pretenties nu eens vals waren? Rijst dan niet het vermoeden dat
deze kerken inderdaad uit de 10e eeuw stammen, zodat we de Willi-
hrord-mythe derhalve mogen vergeten?
Dan is er nog de oorkonde van 1108, waarhij graaf Floris II de inwoners
16