pen, zijn vechtlustig en hebben geen manieren, want zij doen hun be
hoefte ten aanschouwen van iedereen. Dit soort commentaar staat dik
wijls, al of niet in versvorm, onder de prent te lezen.
Om deze stemming-makerij te begrijpen, moet men het volgende in het
oog houden. In het begin van de 16de eeuw komen de steden tot bloei
en krijgt de gegoede burgerij het voor het zeggen. Allerlei normen en
gedragscodes, b.v. over het huwelijk, over de plichten der echtgenoten
en over het openbaar gedrag der burgers, moeten worden vastgelegd en
ingeprent10). In dit kader hebben ook allerlei détails op de "boerenpren-
ten" waarin laakbaar gedrag getoond wordt, tot doel beschaving bij te
brengen. Door het walgelijke van de ondeugd te laten zien wordt voor
het tegendeel, de gewenste gedragsnonnen, propaganda gemaakt.
Een aantal van deze illustraties zijn jonger dan onze kraagsteen, die op
zijn laatst van 1520 dateert, maar dit doet weinig ter zake. Want dit al
les is ook vroeger al uitgebeeld, in bijna alle landstreken van Europa. En
als het dan, tussen ca. 1525 en 1550, in zulk een overvloed in
Neurenberg losbreekt, komt dit onderwerp niet plotseling uit de lucht
vallen, maar moet men al jaren ermee bezig geweest zijn.
Die overvloed moet wel te danken zijn aan Neurenbergs beroemde
Meesterzanger (Meistersinger), Hans Sachs. De Meesterzangers kan
men vergelijken met onze rederijkers. Zij maakten liederen (melodie en
tekst), die aan hoge eisen moesten beantwoorden en waarin van alles
ter sprake kon komen, de godsdienst en de politiek net zo goed als de
gedragingen van de burgers.
Van Hans Sachs zijn meer dan 6000 werken bewaard gebleven, waaron
der 4400 meesterliederen, ruim 1000 Vastenavondspelen en minstens
200 drama's voor het toneel van de Meesterzangers. Dat houtsnijders en
graveurs deze teksten graag illustreerden en Sachs op zijn beurt zich
door hun werk liet inspireren, is geen wonder. En de catalogus van een
expositie over Hans Sachs en zijn tijd heeft mij weer aan materiaal ge
holpen 12).
Bekijken wij nu nog eens, wat onze kraagsteen te zien geeft. Het varken
is vanouds een van de symbolen van de onmatigheid, en datgene waar
naar hier de vraatzucht uitgaat, versterkt de afschuw. Tegen het ongege
neerd gedrag van de man blijkt men, hoe vaak dit ook in het openbaar
voorkwam, ook bezwaren te krijgen, maar bij hem komen wij straks nog
terug. Eerst moeten wij achterhalen, wat voor rol de hond hier speelt.
Een détail in het midden van de prent "de grote boerenkermis", in 1539
gemaakt door Hans Sebald Beham, laat het ons zien. Hier ligt nl., op
een bank voor de tafel, iemand te braken. Een hond staat ernaast, zijn
kop vlakbij de mond van de man, en slobbert de viezigheid op. Hetzelf-