8. Verandering 71 Prachtig kwam daarbij ten goede mijne in December van hetzelfde jaar gevolgde benoeming tot lector aan de geneeskundige school, hetgeen mij nog een vast inkomen van Fl:200,- en pl:m: Fl: 75,- (1/4 der schoolgelden) waarborgde. Tot mijn spijt werd de school reeds in 1865 opgeheven. Toen ik elf jaren geapothekerd had overwoog ik het volgende: le dat mijn klein gezin niet door kindergeboorte toegenomen was en in het vervolg, hoogstwaarschijnlijk, wel niet meer zou vergrooten. 2e dat de goed vooruitgaande Alkmaarsche courant steeds meer zorg vereischte en dus het voeren van de redactie hooger salaris wettigde. 3e dat het door mij waargenomen toenmaals goed betaalde correspon dentschap der Onderlinge Brandwaarborgmaatschappy te Rotterdam eene nogal aanmerkelyke bydrage voor myn bestaan opleverde. 4e dat, gezien de gegoedheid myner schoonouders er voor my geen reden meer bestond, om door my op te leggen besparingen aan myne vrouw, mocht zy weduwe worden, een voldoende inkomen te verzeke ren. Naar aanleiding hiervan trad ik in onderhandeling met den ongehuw- den stadsapotheker Brom, en kwam ik met hem overeen dat hy het huis op het Ritsevoort betrekken en zich met de dagelyksche leiding der apotheek belasten en ik de boekhouding op my nemen zou. Door zyner yver en byzondere geschiktheid bracht hy de zaak tot hoogen bloei en kocht hy van myn schoonvader het huis waardoor dus myn direct geldelyk belang by de affaire een einde nam. Ik bleef echter den heer Brom nog verscheidene jaren in zyne boek houding bystaan, hetgeen hy steeds rykelyk vergold. Gedurende de jaren 1872, 73 en 74 leverde ik wekelyks een hoofdarti kel voor de Heldersche en Nieuwedieper Courant van Bakker. In Februari van laatstgenoemd jaar werd ik gekozen tot lid van den gemeenteraad (ik was toen reeds lid der plaatselyke schoolcommissie, regent van het burgerweeshuis en van het provenhuis van Wildeman, alsmede bestuurslid der Ontzetvereeniging) en in December van hetzelfde jaar benoemd tot lid van de toen ingestelde commissie van toezicht op het Stedelyk Museum, waarvan ik permanent voorzitter was tot haar opheffing in 1907. Het heeft my, zoolang ik er toe instaat was nooit aan bezigheid waartoe ook voogdyschappen behoorden, ontbroken, trouwens zulks was myn lust en leven, getrouw aan myn lyfspreuk Felix Labore.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 1990 | | pagina 73