treden, minder gepast en ik keek dus naar elders om. Het meest aanne
melijk scheen mij, en de onderhandeling kwam ook daarover het verst,
den aankoop van het huis en de apotheek van den heer Nieuwen-
huizen aan de Bakenessegracht te Haarlem en ik verkreeg van een
vermogenden neef de toezegging om mij het daarvoor henoodigde
kapitaal te verschaffen en in Haarlem die van te deelen in de genees
middelen levering aan de liefdadige doopsgezinde instellingen.
Toen nog slechts de laatste stap te doen was, deelde ik aan mijne a.s.
schoonouders den stand van zaken mede, maar vond bij hen geenerlei
bijval. Haarlem was wel niet ver, maar zij verlangden dat hun eenig
kind in hunne stad zou blijven, zoodat zij dagelijks verkeer met haar
konden onderhouden. De heer Schreuder zeide dat wij maar geduld
moesten hebben, er zou zich wel wat anders voor ons opdoen. Of ik
volbloed Alkmaarder, in Haarlem zou hebben kunnen aarden, moge
een open vraag blijven maar zeker is het, dat de ondervonden tegen
stand Alkmaar en mij voor elkander deden behouden. De onderhande
ling werd dus afgebroken. Wat de bedoeling van den heer Schreuder
was, begreep ik aanvankelijk niet, later wel, hij wilde mij zijn huis en
zaak wel voor een billijken prijs verhuren, maar alvorens de beschik
king in eigendom te hebben over een huis voor zich zeiven, dat niet te
groot, in goeden staat van onderhoud, op een netten stand gelegen en
van een tuin voorzien was.
Dat was gemakkelijker gewenscht dan verkregen, aan den lateren
grooten aanbouw buiten de singelgrachten was toen nog niet te
denken en daarbinnen, waar menig ledig erf getuigde van in den fran-
schen tijd afgebroken huis, heerschte toen reeds, wat later woningnood
werd genoemd.
Voor een hier van elders geplaatst ambtenaar was de keuze van een
huurhuis al zeer beperkt, en het kwam soms voor, dat iemand met een
groot gezin zich met een te klein en een ander met klein gezin zich met
een te groote woning moest vergenoegen. Er gingen dus wel een paar
jaar overheen eer de heer Schreuder vond wat hij zocht en een huis
kocht aan de Oudegracht, dat volstrekt niet modern was, maar nadat
ik een viertal kamers op nieuw behangen en den trap en den overloop
geverfd had, een zeer geschikt en gezellig verblijf opleverde. (1)
Toen betrok ik primo Augustus 1859 het huis op het Ritsevoort, en
volgde ons huwelijk 28 September. De zaak was niet druk maar leverde
met hetgeen de courant mij verschafte toch genoeg op om onze
behoefte - wij waren geen van beide verwend - te bevredigen en zelfs
om ons voornemen gestand te doen, alle jaren iets over te houden.
(1) Eenige jaren later betrok hij in de nabijheid een op een ledig erf nieuw gebouwd huis,
hetwelk ik na het overlijden mijner ouders, nu reeds 33 jaar bewoon.
70