had te maken, de scheikundige bereidingen van boriumzuur, kwikchlo ride en kermes minerale en galenische extract van korsihout, gom- pleister en jodium ijzerstroop. Te Haarlem gekomen, kocht ik bij de drogist firma Veen de henoodigde grondstoffen, pakte ik 's namiddags in het laboratorium mijne gereed schappen uit en zette het een en ander voor den volgenden dag gereed en 's avonds ging ik met mijn te Haarlem gevestigden neef ten Houte de Lange een partij billard spelen in de sociëteit Vereeniging. Een der examinatoren, die mij kwam opzoeken en van den Custos ver nam waar ik was, liet zich ontvallen 'dat zal slecht afkomen'. Toen op een later dag de heer Beets mij vroeg wat ik nu eigenlijk verrichtte, wees ik hem op een door mij met krijt op de tafel geschre ven schematische samenstelling der bereiding, waarop slechts een half onwillige niet van begrijpen getuigende blik geworpen werd. Bij een bezoek van den heer Kruseman zeide ik, dat mijn mondeling examen mij weinig voldoening had gegeven, omdat ik mij nog al gespitst had op de verklaring van nieuwe en omslachtige bereidingen. 'Och' antwoordde hij, 'wij voelen de pols maar eens en merken dan wel hoe diep het er zit.' Bij het sublimeeren van het kwik praeparaat kwam een der examinato ren aanloopen en zeide 'pfu wat stook je hard; zie eens je sublimaat vloeit met droppels langs de wand van je kolf, zoo krijg je korsten en je moet veeren hebben'. 'O', mijnheer zeide ik, de beide schoorsteen schuifjes wat induwende, 'dat is een klein kunstje'. Later kwam zijn collega, zeggende, 'ge mocht wel wat harder stoken: zoo krijg je veeren en je moet korsten hebben', daarop zei ik, den schuifjes wat optrekken de 'zie mijnheer, dat is een koud kunstje maar Uw collega wenschte het juist andersom'. Toen de kolf bekoeld was sloeg ik die stuk boven een vel papier en scheidde ik met een penneveer af de glassplinters en in twee deelen afzonderlijk de korsten en de veeren, die ik in twee stopfleschjes deed. Toen de tijd voor het vertoonen daar was, had de custos in de lengteas eener lange tafel zes blauw porceleinen borden geplaatst, waarop ik mijn bereidingen in een geschikt vat of omwikkeling tentoonstelde. Uwe preparaten, klonk het oordeel der commissie, zijn over het alge meen vrij goed, maar uwe S.v.R. Jod.Ferr. (Jodiumijzerstroop) is te dun, daarop ontspon zich het volgende gesprek - ,Die is dun maar niet te dun - Wat? is dat stroopdikte? het is de eenige stroop, waarhij van stroopdikte geen sprake is, maar: Evapora domec partes septdecim super sunt (damp het uit tot er zeventien deelen over zijn) Staat dat in je Pharmacopie, waar is die? - reeds in een mand van mijn gereedschap ingepakt, want ik ga vanmiddag vertrekken. Maar wat beteekende die 68

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 1990 | | pagina 70