gewilds dan het apothekers bedrijf zou opdoen, en het scheen in het laatst van 1853, dat de kans op de vervulling dezer verwachting nabij gekomen was, toen Maria Sterk, de laatsten der erven van A. Sterk, eigenares en uitgeefster der Alkmaarsch courant den 23 November overleed. Het was een onbeduidend blaadje, maar ik dacht: het zal een kolfje naar mijn hand zijn daarvan een goed blad en een voordeelig zaakje te maken. Ik toog er dus op uit om het te koopen maar vischte achter het net want ik bevond, dat de eigendom der courant met den dood van mej: Sterk was overgegaan aan den boekhandelaar A. Siebert Coster die korten tijd te voren, onder toezegging van eene levenslange lijfrente, daarvoor met haar een overeenkomst had gesloten. De heer Coster behoefde echter een redacteur en alzoo kwamen wij overeen, dat ik deze betrekking op mij zou nemen. Ik vervulde deze taak 30 jaren (1854-1883) gedurende welke de courant steeds in formaat en debiet toenam. Den Oen Januari 1854 overleed de heer van Orden en ik maakte daar na den auctie catalogus gereed zijner nagelaten penning verzameling (2) Ik deed aan alles waartoe mijne neiging, voornamelijk gericht op geschiedenis en kunst mij dreef, behalve aan datgene wat de hoofdzaak mijner vakstudie had behooren te zijn, tot dat een machtige invloed mij in het zelfde jaar 1854 drong, deze met kracht te hervatten en tot een goed einde te brengen. Ziezoo-dacht ik na het slagen van mijn examen-dat is afgeloopen; ik kan die studie boeken nu wel voor gezien houden en ze voor goed wegsluiten, maar ik vergiste mij: de toekomst zou het wel anders leeren. In het najaar van 1859 kwam mijn oom ten Houte de Lange lid der Provinciale Haarlemsche commissie en lector aan de geneeskundige school te Alkmaar, mij vragen of ik niet zou willen solliciteeren naar het lectoraat opengevallen door het overlijden van den heer Toussaint. Ik zeide daarop geen plan te hebben, omdat ik wist dat de apothekers Conijn en Molenaar die beiden na mij hun examen afgelegd (en dus aan de hooger klimmende eischen voldaan hadden, terwijl de laatste bovendien zijn schoonzoon was) naar die betrekking dongen en ik geen zin had op de voordracht als derde man, alias stropstuk, te figuree- ren. In het begin van December ontving ik echter van den Min: Van Binnenl: zaken bericht dat ik benoemd was, ik meldde zulks aan heeren lectoren en tevens, dat ik de benoeming had aangenomen. Aldus geroepen zelf onderwijs te geven, begreep ik met allen ernst tot mijne vakstudie te moeten terug keeren. (2) Verkocht te Amsterdam 6 November en volgende dagen 62

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 1990 | | pagina 64