1830 in het nederlandsche leger gebleven, na zijn ontslag uit den
dienst met eene vrouw, die eenig vermogen bezat, gehuwd en toen
maals alhier klerk was bij den ontvanger der stedelijke accijnsen. In het
handteekenen kreeg ik gedurende 5 jaren les bij den schilder P. Plas.
In mijne jeugd bestonden te Alkmaar niet zoovele en zoo goedkope
inrichtingen van onderwijs als in de laatste dagen.
Jonge lieden van mijn stand werden indien zij niet een voorkeur voor
eenig beroep deden blijken, zoodat men in twijfel stond welke oplei
ding voor hun volgende leven het nuttigst zou zijn, een of twee jaren
op een kantoor geplaatst om eenige ervaring op te doen, aldus ik bij
mijn oom den notaris S.A. de Lange.
Doordien mijn vader verschillende deelen bezat van het fraaie werk
1'Univers Pittoresque et Historique, werd ik hekend met de vormen van
de voornaamste en fraaiste gebouwen en monumenten der oude- en
nieuwe wereld, en voerde dit mijn zin tot de bouwkunst, inzonderheid
tot de schoone, waarmede het toen hier te lande jammerlijk gesteld
was. Ik oefende mij daarom gedurende twee jaren in het bouwkundig
en perspectief-teekenen, alsmede in de kennis der bouwmaterialen, en
ontving van een neef onderricht in de beginselen van meetkunde en
algebra. In Januari 1846 werd ik, door bemiddeling van den heer
Postman, concessionaris van indijkingen in Noordholland, geplaatst als
bouwkundig teekenaar en schrijver hij de indijking van de Waard
Nieuwland op Wieringen. Hoofdopzichter bij dat werk was den Heer P.
v/d Ster, die zulks ook was bij de indijking van de Waard en Groet
gronden en dus te Colhorn woonde.
Ik zocht dus daar een onderkomen; wij hadden een vaartuigje tot onzen
dienst, waarmede wij de gemeenschap tusschen Colhorn en Wieringen
onderhielden. Hoewel mijn werk aldaar ver afweek van mijn voorstel
lingen, nopens schoone bouwkunst, beviel mij het leven zeer goed,
waartoe de schoone zomer dagen van genoemd jaar, veelal met peilin
gen op de zee doorgebracht, veel bijdroegen.
Toen de indijking van het Nieuwland voltooid was, kwam ik in
November te huis; mijn vader was toen juist zonder bediende en kreeg
tot overmaat van ramp, een accident aan zijn rechter hand; ik besloot
toen, hoewel ik daartoe geenerlei neiging had, in het belang van het
gezin bij de apotheek te blijven.
Den volgenden dag ontving ik eene aanbieding voor een verveening in
Drenthe, maar ik bleef bij mijn genomen besluit; alzoo werd ik inge
schreven als leerling bij de hier bestaande geneeskundige school, ik
1Zoozeer dat eenige heeren, tegen een hoog schoolgeld als bizonder onderwijzer berie
pen den heer Goedhart die na het overlijden van den heer Gersen dezen opvolgde in
zijne stadsbetrekking
60