2. Naar Parijs
57
gemeente-archief en de daartoe behoorende belangrijke prent verzame
ling.
Mijn vader gaf in 1870 in het licht eene beschrijving der schilderijen
enz. in het Burgerweeshuis. Ook plaatste hij een artikel over Marten
Schagen in de Doopsgezinde Bijdragen en vervaardigde hij een levens
schets van Gerrit Wildeman en eene geschiedenis van het door deze
gestichte provenhuis (in m:s: aanwezig in het gemeente archief).
Hij was tot zijn overlijden regent van genoemd gesticht en diaken
(diakonie-boekhouder) der doopsgezinde gemeente. Ook was hij eenige
jaren regent van het weeshuis en lid der plaatselijke commissie van
geneeskundig toevoorzicht.
Op godsdienstig gebied was hij vrijzinnig en verdraagsaam. Kwaadspre
kerij over zijne medemenschen vond hij hem weinig geloof; veeleer was
hij gezind hen te verdedigen of te verschoonen.
Mijne moeder was een stille, huiselijke vrouw, die in de beste verstand
houding met haar echtgenoot leefde en zijne, niet geringe zorgen voor
het gezin deelde. In hare drie laatste levensjaren was zij kinds.
In het begin van 1848 had ik een potje van Fl: 180,- hetgeen ik mijn
vader dacht aan te bieden als bijdrage van de kosten van een nummer-
verwisselaar of remplacant indien ik een dienstplichtig nummer mocht
trekken, maar lootte ik vrij, dan dacht ik het te besteden voor een
zevendaagsch reisje nd: vijf dagen voor Parijs en Versailles en twee
dagen voor de uit- en tehuis reis, en, bouwende op mijn fortuin, had ik
mij alvast volkomen op de hoogte gesteld van alles wat mij te Parijs
dienstig was te weten; zoo had ik op de kaart al mijne voor- en middag
wandelingen met gekleurde lijnen geteekend.
Ik lootte werkelijk vrij; maar weinige dagen later brak in Febr: de revo
lutie uit en vocht men in de parijsche straten, hetgeen nog in Juni
voortduurde; mijn voorgenomen tocht raakte dus naar den achtergrond
en de guldens glisten mij door de vingers.
Eenigen tijd daarna met de diligence naar Haarlem gaande, vond ik
daarin als reisgenoot den ouden Heer Conijn, die kort te voren met
zijn zwager Brantjes uit Purmerend en hunne vrouwen met eigen equi
page Parijs had bezocht en daarover nog vol was. Ik merkte dat ik meer
van de groote stad wist dan hij en ik onderhield daarover met hem het
gesprek gedurende den drie uren langen rit, maar nabij Haarlem
komende zeide ik hem, ik ben er niet geweest, waarop hij plompweg
antwoordde, 'dat lieg je'.