troon Gerbrand Kley, huwden mijne ouders den 28 Juli 1824-
De eerste jaren waren voor mijn vader zeer voordeelig, tengevolge van
veele ziekten, welke toegeschreven werden aan de geweldige over
strooming, waardoor Noordholland in Februari 1825 geteisterd werd.
Latere jaren waren minder voordeelig door de vestiging van meerdere
apothekers, huiten verhouding tot de toenmalige geringe bevolking.
Om de jaar of 10 kwam er nog eens een te druk jaar voor, maar
tusschen deze kwamen er ook wel tijden voor, waarin men van een
'epidemie van gezondheid' sprak. Dat er in het tot acht kinderen aange
groeide gezin geen weelde heerschte, is gemakkelijk te begrijpen.
Mijn vader stond in kennis en smaak boven het gemiddelde peil zijner
toenmalige vakgenooten, daarbij gesteund door eene aardige biblio
theek. Hij bezocht nimmer sociëteit of koffiehuis, maar was een groot
liefhebber van wandelen en daarbij een zeer geoefend looper. Als
oudste zoon vergezelde ik hem al vroeg op zijne tochten en genoot dan
veel van zijne aanwijzingen en opmerkingen. In de dertiger jaren richt
te zijne liefhebberij studie zich hoofdzakelijk tot de natuurlijke historie,
waarop wel invloed kan hebben gehad, zijne bevriendheid met
Nicolaas Anslijn Nzn, die zijn laatste levensjaren te Alkmaar door
bracht. Als vruchten dezer studie bezat hij fraaie verzamelingen mine
ralen, conchiolien en vogelveeren. Op latere leeftijd wijdde hij zich
meer aan prentkunst en bracht toen atlassen bijeen over verschillende
steden, waaronder die betreffende Amsterdam en Leiden zeer omvang
rijk en belangrijk waren (1).
Maar van grooter belang, vooral met het oog op de toekomst, was eene
in 1838 begonnen verzameling over Alkmaar en omstreken: prenten
en teekeningen van topografische- en historische voorstellingen, boe
ken en brochures, keuren en reglementen, handschriften en naamtee-
keningen, gegraveerde en geteekende en fotografische portretten,
geschreven en gedrukte stukken, stads- en schepen zegels, noodmunten
en gildepenningen, eenige schilderijen, rariteiten enz:.
Eer hij, om aan eene borgstelling te voldoen, zich genoopt vond zijne
atlasssen te verkoopen (2) had hij zijne verzameling over Alkmaar en
omstreken aan mij geschonken. Ik ben die blijven vermeerderen en
heb alles overgebracht in het stedelijk museum en de bibliotheek, het
(1) Veel was toen nog in handen van particulieren die op het bezit weinig of geen prijs
stelden. Eenige liefhebbers waren gewoon niets te weigeren, maar alles dankbaar te
aanvaarden en wat zij zelf niet behoefden uittewisselen aan hen die er juist belang bij
hadden.
Door de oprichting van meerdere musea en meerdere zorg voor de gemeente archieven is
sedert veel in vaste handen geraakt en daardoor aan de markt ontgaan zoodat de prijzen
wel tot vier of vijfvoudige gestegen zijn.
(2) Op de laatste dagen in 1865 bij Frederik Muller Amsterdam.
56