iet archief te
emeester van
a. Zij bezaten
r was het een
i Kolhorn uit
in de polder
n woonde op
ruinvis, gebo-
n bent verge-
t kerkhof was
den weg, ging
ti informeerde
1 (fiets) heen
n te horen.
er het geloof,
Daar had ik
vis zei mij: 't
geloven, dan
gen hoorde ik
iken dat men
lijk niet. Het
n een ingebo-
als ik met dit
ïeh natuurlijk
Hij heeft er
n daar zag ik
zijn bij geble-
aar graag. Na
artikelen, die
zoon behan-
met Bruinvis,
brak af, meen
ichts niet van
^en: Romulus,
linius Priscus
was erg krom.
halen uit het
t boven in de
Bruinviskamer, op de tweede plank, derde boek van rechts". Dan kwam
ik met het goede boek terug, zo'n fenomenaal geheugen had hij. Zijn
huishoudster Marie Ellis zorgde heel goed voor hem en heeft tot zijn
dood op hem gepast. Haar broer was sergeant majoor Cor Ellis en deze
hielp zijn zuster soms met zwaar werk.
Bruinvis was niet "dol" op zijn familie. Hij had één neef en daarmee
was het wel hekeken. Hij had ook nog een achterneef, die woonde in
de Metiusstraat. Over zijn voorouders vertelde hij niet veel, maar hij
wist er veel van. Zijn vader was apotheker, een kundig man. Hij had
respect voor zijn vader en wat hij verzameld had. Diens collectie vorm
de de basis voor het prentenkabinet van het latere Stedelijk Museum.
Foto van C.W.
Bruinvis gemaakt
door Jan Belonje in
1914.
Politiek stond Bruinvis tussen liberaal en een vrijzinnig democraat,
maar hij was geen echte partijman. Wel ergerde hij zich aan bepaalde
zaken, die in de stad gebeurden. Verder was hij zeer koningsgezind.
Toen Koningin Wilhelmina in 1920 in Alkmaar kwam, kreeg Bruinvis
de zilveren draagmedaille van verdienste voor Openbare Verzame
lingen. Bruinvis mocht op
de stoep staan voor zijn
huis en de koningin zou
met haar auto voor zijn
huis stoppen. Ik stond
naast Bruinvis en hoorde
hem zeggen: "Ik bedank U
zeer majesteit Hij
raakte toen wat in de war
en stroffelde over zijn
woorden". 't Is goed,
mijnheer Bruinvis; 't is
goed", zei de koningin.
Bruinvis wilde haar be
danken voor een eerder
gekregen medaille, maar
daar zal zij waarschijnlijk
geen weet van gehad heb
ben.
Bruinvis, hoewel doopsge
zind, was niet een man,
die de weerloosheid prac-
tiseerde. Hij was ook niet
militant; geen opgewon
den man, maar hij ging
51