zich de zg. "Bruinviskamer" met in de boven verdieping een gedeelte
van de Gemeente Bibliotheek. Bruinvis wilde niet zelf zitten in de
"Bruinviskamer", die hem te mooi was. "Nee, dat doe ik niet", zei hij
tegen de burgemeester, die het hem herhaaldelijk vroeg. Bruinvis
ontving mij aan de grote Gotische tafel; een pracht stuk, ongeveer 3m
lang en met een heel zwaar bovenblad. Bruinvis keek uit op de binnen
plaats naar het westen. Op tafel was een opstand met pennen, potloden
en papier in vakjes opgeborgen. Hij zat op een ongelukkig krukje. In de
kamer was een afscheiding naar een groot gedeelte aan de oostkant,
met het archief en de bibliotheek en vooral de registers van de archie
ven. Het notarieel archief was er toen nog niet, dat was allemaal
geheim. Bruinvis heeft het geloof ik pas de laatste jaren van zijn leven
kunnen inzien.
Na de kennismaking zei Bruinvis: "Wat moet ik met je beginnen,
jongen?". "Ja, mijnheer, dat weet ik niet". Bruinvis zei toen maar in
arrenmoede: "Wil ik je 't oude schrift dan maar gaan leren?". Dat heb
ik toen beleefdheidshalve geaccepteerd. Hij heeft het me met engelen
geduld geleerd. Bruinvis zei: "Als je één letter niet kan lezen, kom je
maar bij me", leder moment stond ik naast zijn stoel. "Mijnheer, wat is
dit voor een letter?" Ja, zo ging dat. Geregeld kwam ik zaterdagmiddag
of woensdagmiddag, als ik vrij van school was naar hem toe, tot 't
donker werd. Licht was er nog niet in die lokaliteit. Er waren geen
kantooruren en geen andere bezoekers ook. Hij deed alles per corres
pondentie af. Als het donker werd, ging hij naar huis. Ds. Glasz en dr.
van Gelder waren er wel als adjunct archivaris, maar daar merkte je
weinig van, die deden hun eigen werk. Bruinvis gaf ook niets uit
handen. Hij deed of het zijn particuliere zaak was; hij heeft er dan ook
geen bezoldiging voor gehad."
1
STEDELIJK MUSEUM TE ALKMAAR.
IS GERECHTIGD, OP VERTOON DEZER KAART, MET
HUISGENOOTEN EN LOGÉ'S HET MUSEUM TE BEZOEKEN
GEDURENDE HET JAAR \9XÏOP ELKEN WERKDAG
TUSSCHEN 10 EN 4 UUR.
ONTVANGEN I I—
49