11. Huiselijk leven
Bruinviskamer. Dit moest zijn werkkamer worden, maar dat heeft
Bruinvis nooit gewild. Daar was hij veel te bescheiden voor.
Men krijgt de indruk, dat Bruinvis het huiselijk leven op prijs stelde.
Bij hem geen zucht naar reisavonturen. De enige keer dat hij zich op
een buitenlandse reis voorbereidde (naar Parijs), kort na zijn vrijloting
voor de militaire dienst in 1848, ging dat niet door wegens de februari
revolutie. Zijn uitjes beperkten zich tot reisjes naar Valkenburg en wat
rijtoertjes. Thuis voelde hij zich best. Hij bezingt in zijn gedichten de
liefde van zijn vrouw, haar 50-jarige trouw, zijn huis, het hondje van
zijn schoonouders, zijn pet en zijn pijpje. Moeder Schreuder, die doof
was en daarom nooit ter kerke ging, schonk hij op haar 75ste verjaar
dag in 1884 een dichtbundel van Nicolaas Beets: "Ook gij vereert hem
en zijn werk; zij zijn Uw leeraar en Uw kerk". Het hondje Boukje komt
sprekend naar voren bij het 50-jarig huwelijksfeest van vader en
moeder Schreuder: "Gij houdt wel geen receptie, maar'k kom toch op
Uw feest: Ik hoor bij 't eigen volkje; al ben ik maar een heest". Zijn
zuster in Cheribon, op Java, schonk hij een boek met gelithografeerde
platen van Bergen door Schipperus met vele bekende plekjes uit haar
jeugd.
Het echtpaar Bruinvis maakte veel zomerreisjes naar Valkenburg met
name tussen 1881 en 1884, zoals uit het volgende gedichtje blijkt:461
"Te Geulem, Ik zie nu voor den derde keer,
De Valkenburgsche bergen weer,
Met Geul en grotten, bosch en dal,
En lieve plekjes overal
Anderen roemen Neckar, Lahn en Rijn, Bruinvis roemt de Geul, "al is
ze klein", omdat ze door ons eigen Nederland vloeit. Tijdens die vacan-
ties maakte hij gedichten en tekeningen van de natuur, grotten, kerk
jes, fraaie huizen en monumenten.47>
Bruinvis vertelt, dat de Limburgers wel dicht bij Duitsland wonen,
maar dat zij geen sympathie hebben voor dat rijk, waarin de RK kerk zo
onvrij is. Wat godsdienst aangaat voelen zij zich Nederlanders. Over de
Limburgse taal zegt hij: "De taal is zeer welluidend en waar jonge meis
jes haar spreken, blijft men met welgevallen luisteren, zij het ook, dat
men er niets van verstaat". Bruinvis vond in dit "schoone land een
goed volk en heilzame ontspanning".
38