ring van 5 april 1876,6) stelde hij voor te verbieden vogels te vangen en nesten uit te halen; blindgemaakte vogels te verkopen; dieren wreed aardig te slaan of te pijnigen; een last te laten trekken of dragen boven hun kracht; dieren wreed op wagens te stapelen, te lossen of in kelders te werpen met als boeten één tot drie gulden of een dag gevangenis! Behalve aan de genoemde misdragingen, dacht men ook aan levend villen of opblazen van kikkers en martelen van vliegen. Met 6 tegen 5 stemmen werd het voorstel verworpen. De commissie vond wel, dat dieren niet mishandeld moesten worden, maar zag geen heil om dit euvel door strafbepalingen te bestrijden. De commissie vond, dat ieder een moest meewerken om dit kwaad te bestrijden. "Het probleem is", aldus Bruinvis, "dat juist ieder dit niet doet omdat veelen volkomen onverschillig zijn voor het leed der dieren Hij vond "dat het meer dan tijd is, om den weinig of niets doende "ieder" een handje te helpen". De argumenten van de Raad waren, dat men in het algemeen tegen het uitbreiden van de politieverorderning was, als men het gevoel had dat deze niet zou worden nageleefd. Ook vond men de feiten moeilijk te constateren en te beoordelen. Wat was bijvoorbeeld een te zware last voor een dier? Blinde vogels waren vooral handelswaar uit het buitenland. Meer heil zag men in voorlichting op scholen. Zoals al vermeld werd Bruinvis voorzitter van de Commissie van Toezicht op het Stedelijk Museum. In 1876 werd daaraan toegevoegd zijn lidmaatschap van de Commissie van Bijstand voor de Financien en later ook van die voor de Plantsoenen. Gelet op zijn bekwaamheid was het niet vreemd dat hij in september 1887 één van de twee wethouders werd en wel met de portefeuille Financien. Deze taak heeft hij altijd zeer zorgvuldig uitgeoefend. Toen hij al zeven jaar wethouder was en al 66 jaar, gebeurde er iets, dat Bruinvis diep zou treffen. Nog vele jaren later klaagde hij erover; "Dit had ik moeten zien; ik had het kunnen zien" ,7) Onder catalogus no. 1002 van het archief van de Gemeente Secretarie 1816-1919 komt het geheime rapport voor, waarop de gemeentesecre taris en de gemeente ontvanger van Alkmaar in 1895 ontslagen zijn. Het stuk is opgesteld door C.W. Bruinvis en mede ondertekend door J.M. de Sonnaville, de tweede wethouder. Uit dit rapport blijkt, dat burgemeester A. Maclaine Pont te goed van vertrouwen was geweest met betrekking tot de zeer bekwame secretaris J. Nuhout van der Veen. Deze leidde, naar later bleek, het Gemeentebestuur om de tuin met bedriegelijke berekeningen, waardoor hij een dekmantel wierp over de fraude met gemeenschapsgeld door de gemeenteontvanger D. Poll. De gemeentekas werd enige jaren bestolen door tekorten aan het eind van het jaar zg. "af te lossen". Spoedig daarna, in het volgende jaar werden 30

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 1990 | | pagina 32