7. Museum
*0
meer kunnen missen. Een ander belang mogen wij evenmin uit het oog
verliezen: het bewaren van goede voorbeelden van bouwstijl tegenover
de talrijke bewijzen van wansmaak De raad besloot met 10 tegen 2
stemmen om een derde deel in de kosten bij te dragen mits de NH
gemeente de rest betaalde. De kerkeraad verzocht toen op 28 juli 1875
om een subsidie van 485 gulden. Na nadere inlichtingen bij de kerke
raad stelde de Financiële Commissie van de stad voor een subsidie van
335,- te geven, uit te betalen na het herstel van de toren. Tevens
verwees zij voor subsidie naar het Rijk. Bruinvis ergerde zich aan derge
lijke kruideniers politiek. In tegenstelling tot burgemeester Maclaine
Pont vond hij, dat je voor dergelijke kleine bedragen niet bij de minis
ter mocht aankloppen. Toch was het deze subsidie van 335,-, die de
toren in 1875 redde!
In 1872 smaakte Bruinvis het genoegen, dat er een commissie tot
oprichting van een stedelijk museum werd ingesteld. Het museum
werd al in 1875 geopend in een nieuw gebouw achter het Stadhuis
gelegen aan de Breedstraat. Het bijzondere van het museum was dat
het één der eerste stedelijke musea van Nederland was.
Als lid van de gemeenteraad werd Bruinvis voorzitter van de Com
missie van Toezicht op het Stedelijk Museum. Dat was niet verwonder
lijk, want de stichting ervan kon voor een belangrijk deel aan hem
worden toegeschreven. A.E Kamp beschrijft Bruinvis in dit verband als
"een wat stille, maar drijvende kracht op dit gebied, die over een perio
de van vijfentwintig jaar continu en hardnekkig werkzaam is
geweest."31)
Overigens kan worden vermeld, dat de viering van het derde eeuwfeest
Stedelijk museum
aan de Breedstraat,
ca. 1910.
24