Wat ver van hem, die Jezus eert Als Gods zoon, wondervol van macht, Als 't offerlam voor ons geslacht, Dat 't loon der zonde van ons weert. Voor mij is hij de menschenvriend, Een edle ziel, die stichten wou Voor liefde en waarheid 't grootsch gebouw, En beter einde had verdiend. Bruinvis voelt zich niet op één lijn met degenen, die zo gauw antwoor den weten op grote levensvragen over de schepping of het hiernamaals. Hij gelooft wel in orde en wet, zoals de natuur die ons leert kennen, ook op moreel gebied. Ook gelooft hij dat de waarheid eens het kwade overwint. Maar voor hem is God's majesteit te hoog om Hem met een vraag te naderen. Niemand omvat Zijn wezen ooit, wiens macht en wijsheid alle begrip te boven gaat, "ik stamel slechts tot zijnen lof'. Over de gemeente, de doopsgezinde traditie en zijn mede broeders, die geloven in Jezus "bloedoffer" ("schuldvergevend lijden") zegt Bruinvis vervolgens: Wat sta ik ver van velen toch, Wier meening in dit weekblad blijkt, Maar hoe ze ook van de mijne wijkt, Ik heb hen lief als broeders nog. 't Is mij bij doopsgezinden goed, Want meer dan leering en een naam, Een grootsch verleden bindt ons saam, Geheiligd door der vadren bloed. Waar ik iets van hun streven vind, Van hunne trouw en vrijheidszin, Hun eenvoud vlijt en broedermin, Voel ik hoeveel me aan hen verbindt. Tenslotte dichtte hij: 'k Volg hem, zij 't zwak; maar 'k vraag of gij, Mijn broeders, die Gods zoon hem eert, Zijn schuld vergevend lijden leert, Erkent nog christen broeder mij Hoewel de divergerende krachten in de gemeente kennelijk groot wa ren, is de Doopsgezinde Broederschap voor splitsingen bewaard geble- 16

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 1990 | | pagina 18