Dit wijst er nogmaals op dat de datering van de OAT eigenlijk beter ge
steld kan worden op circa 1827 dan het officiële jaartal 1832.
De verzamelde gegevens uit de index zijn in de atlas ook samengevat in
een aantal tabellen betreffende de verdeling van onroerend goed en de
belastbare opbrengst ervan. Zo kunnen we Mr. Vollers bezit vergelijken
met dat van de andere 1162 eigenaren in Alkmaar omstreeks het jaar
1827, gegroepeerd naar hoogte van hun kadastraal inkomen, aantal
woonhuizen, oppervlakte van het bezit, beroep of woonplaats.
Vlam tekende zo in
1855 het Klein
Nieuwland Westzijde
vanuit het zuiden.
Het tweede en derde
huis van links be
staan nu nog
(huisnrs. 14 en 12).
De Kadastrale Atlas
van 1832 beschrijft
alle negen huizen
(kad. B978-979,
981-987) op een
eenduidige manier,
die ook onderlinge
vergelijking mogelijk
maakt.
Met een bruto kadastraal inkomen van 621 behoorde hij bijna tot de
kleine toplaag van 5% van alle eigenaren, die getaxeerd waren boven
de 640. Aftrekbare polderlasten over zijn bezit in de binnenstad wa
ren er niet, zodat de grondbelasting van 12,79% over het netto belast
baar inkomen (van huizen en grond) zou uitkomen op ruim 79 per
jaar.
Hoewel de meeste eigenaren nauwelijks landbezit hadden, had men in
deze hogere inkomensklassen gemiddeld toch al gauw een paar hectare
in de polders buiten de stad.
Ook de gemiddelde rentenier, hoewel veel lager getaxeerd dan Voller,
had naast zijn huizen toch nog ruim een hectare land.
Het onroerend-goedbezit van Voller bestond onder Alkmaar echter uit
sluitend uit huizen, net als de ongeveer even hoog aangeslagen bezittin
gen van rentenier Aris Boombaar (23 huizen), van metselaar Willem
Kuipers (15 huizen) of van turfdrager Pieter van Tuyl (20 huizen).
Thans zouden we hen kunnen beschouwen als huisjesmelkers.
In elk geval behoorden ze tot de kleine groep van 26 eigenaren met 9
huizen of meer.
22