De zaal, die naar de tuinzijde een enkel, bijna vierkant raam heeft, be hoort tot de vertrekken die Mr. van Westhoven in 1755 heeft doen versie ren. Verwarmd werd dit grootste vertrek door een schouw aan de oostzijde langs de buitenmuur. De opstand en het blad van de mantel waren van wit marmer, houwfragmenten die geschikt geacht werden om weggesloopt te worden uit het grachtenhuis en die dan over te brengen naar het indertijd aan de familie Van Reenen toebehorende nieuwe huis Kranenburgh te Bergen (1882). De schoorsteenboezem is na die afbraak weggetimmerd met behulp van latten eroverheen en voorts met een bespanning. Dit is eerst zeer onlangs her-ontdekt. Deze plek bleek voorzien van een nu ern stig vernield stuc-paneel, versierd met ranken, festoenen en dergelijke, geheel in gelijke stijl als de rest der zaal. Ook laat zich nauwkeurig aanwij zen waar de schouw in de zaal eens opgericht was geweest. Immers, even naar voren springend is nog steeds tegen het plafond hier een uitwijkende band waarneembaar. Een nagenoeg gelijksoortige aanduiding ener vroe gere schouw bevindt zich namelijk ook in het plafond van de oostelijke grote kamer. Die tegen de zaal aansluitende grote oostelijke voorkamer mist thans na genoeg alle sier. Zoals zojuist betoogd, had ook deze ruimte haar schouw tegen de oostelijke muur. Die schouw zelf moge dan verdwenen zijn, de boezem daarentegen, een voortreffelijk tegeltableau in stuc uitmakende, bestaat nog! Dat kunstwerk is in 1921, betreurenswaardig genoeg, uit het huis verwijderd en van de hand gedaan. Na de afbraak van de schouw is dit aan het zwerven geraakt om die tocht te beëindigen in een tamelijk ob scure ruimte van het plaatselijke stadhuis, waarin het maar nauwelijks tot zijn recht komt. Naar de stijl te oordelen ook, is het aannemelijk dat die schoorsteenboe zem circa 1775 tot stand kwam op bestelling van Mr. van Westhoven. De voorstelling daarop is ontleend aan de klassieke oudheid en zij demon streert als hoofdpersoon Nereus' dochter Amphitrite met terzijde haar man, de zeegod Poseidon (Neptunus)op zee samen in gezelschap van een triton, zittende op een dolfijn en blazende op een brede schelp. Zij, Am phitrite is in het bijzonder bekend uit het 4e en 5C hoek derOdyssea en uit Ovidius' „Metamorphosen" I. Men denke daarbij ook aan het vermaarde z.g. „Huis" van het echtpaar, dat in Italië te Herculaneum uit de vulcani- sche as te voorschijn gehaald is. Eigenlijk van alle tijden bestaan er herin neringen aan dit godenpaar; zo dichtte bijvoorbeeld P.B. Shelley in okto ber 1818 zijn „Lines written among the Eugenian Hills" de regels:

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 1989 | | pagina 9