zen. Juist daarom dateert dit font uit circa 1650 en stellig niet uit de vol
gende eeuw, door sommigen beweerd. Zoals hier gebouwd werd werd om
streeks het midden der XVIIe eeuw toen overal elders in den lande en zelfs
te Alkmaar meer in die orde geconstrueerd. Om een zeer sprekend voor
beeld daarvan te leveren zij verwezen naar een woonhuis dat in de Veer-
straat stond, terzijde van Het Hof. Dit perceel voerde, blijkens een daar
van bewaard gebleven schilderij (doek; 79 x 106 cm), in 1783 vervaardigd
door de bekende J.P. van Horstok, boven een rechte, eenvoudige entree
een gedenksteen met het jaartal 1644 en merkwaardig vormt die voorge
vel een uitgesproken parallel juist met de onderwerpelijke aan de Oude
gracht! Ook hier waren de pilasters eens voorzien van natuurstenen base
menten en kapitelen en in min of meer „zwevende" situatie liggend onder
de rechte daklijst trigliefen met metopen, modillons en trigliefconsoles.
De voorgevel heeft acht- en zesruitvensters om opgeschoven te kunnen
worden; gesneden middelstijl daarbij, in Empire-stijl. De venster-dorpels
zijn van natuursteen en boven de gesneden toegangsdeur, met bovenlicht
in omlijsting - een correctie welke in de XVIII1' eeuw moet zijn aange
bracht - is toen insgelijks een rococo-schelp daar geplaatst. De uit enkele
treden bestaande toegangstrap is van Namense steen en ook de plint is van
natuursteen. Twee sierlijke gietijzeren leuningen opzij van de toegang zijn
enkele tientallen jaren geleden na opgelopen beschadigingen verwijderd.
Het interieur nu van de woning, waarin veel stucwerk aanwezig is, dateert
vrij zeker uit 1753 of wel uit een der volgende jaren. Interessant is daaron
der in het bijzonder de van stuc voorziene vestibule. Deze heeft aan haar
westelijke wand in de voorste z.g. nis, tussen figuren van hier en daar
moeilijk te identificeren voorwerpen, op een banderol de spreuk „par et
impar", latijn derhalve met als betekenis „even en oneven". De voorzitter
van „Stadsherstel" zag in deze, in Romeinse kapitalen weergegeven woor
den een toespeling op het uit twee gedeelten ontstane eerdere dubbele
huis of anders op het aanzien der voorgevel, die ongelijk verdeeld is nu
met één en met twee ramen, een verklaring, die in verband met de be
kende nuchterheid van onze voorouders niet a priori mag worden uitgeslo
ten.
Tenslotte zij vermeld, dat plattegronden en constructie van het interieur
van dit z.g. zaalhuis, geheel in overeenstemming zijn met de normale type
ring, die gelijksoortige woningen der XVIIe eeuw in hoofdzaak ken
merkt.'
Behalve die vestibule heeft de achtergang karakteristieke stucplafonds,
maar bovendien nis-versieringen, waarbinnen vullingen in de vorm van
menselijke profielkoppen en Romeinse urnen. Dat type wijst er wellicht
op, dat deze mogelijk als aanvullingen van circa 1800 beschouwd behoren
te worden.2
8