lijke gewoonte heerst om hij ruiming van graven hij voortduring oude ge denkstenen te verwijderen welke dan in een aantal gevallen, na stuk ge slagen te zijn, dienstbaar worden gemaakt als oeververdediging voor slo ten en vijvers in en bij De Hout. Ds. Wolterbeek had een olograaf gemaakt en deze werd nu door de be voegde kantonrechter W. Schut te Alkmaar in handen gesteld van notaris A. P. de Lange. Volge nu de tekst van dit stuk: „Mijn testament of uiterste wil beschreven 25 Febr. 1839. Op begeerte van mijnen vader uit hoofde van zijn hooge jaren benoeme ik tot voogd over mijne Oudste Dochter Anna Elisabeth Maria Wolterbeek, den Heer Robert Daniël Wolterbeek mijnen broeder, terwijl de Hr. Mr. J.M. de Kempenaer te Arnhem tot hiertoe als Toeziende Voogd gefungeerd heeft; en tot voogd over mijn beide jongste dochteren, mijnen zwager den Heer Mr. P. Elias Pzn als Toeziende Voogd mijnen broeder Mr. P. Wolterbeek welke vier Heeren ik verzoeke deze betrekking van voogd of Toeziende Voogd wel op zich te wil len nemen; terwijl ik de beide Voogden uitnoodige om dadelijk ook als Executeuren in mijne Boedel werkzaam te willen zijn; waarbij ik dan nog heb aan te merken 1°. dat mijne begravenis zoo eenvoudig zij als het voeg zaam moogelijk is 2°. dat de gemeente, zoo lang geduld gehad hebbende met mijn dienstwerk, zoo spoedig mogelijk mijne plaats met eenen ande ren Leeraar vervuld zie, waarom de kerkeraad terstond overga tot het be- roepingswerk, terwijl het annus gratiae als geëindigd beschouwd worde met de komst van een nieuwe Leeraar; in de verwachting namelijk dat die komst niet lang uitgesteld worde dan het annus gratiae. 3. Bij de behande ling van mijnen boedel rade ik mijne Executeurs om daarbij hulp in te roe pen van den Heer Jacob Groenevelt Mejuffrouw Anna Maria Coster; ieder daarvoor toeleggende eene som van drie honderd gulden, vrij; te za nten zes honderd behalve hetgene mijne Executeuren, billijk zouden ach ten om aan die beiden toe te leggen tot belooning van hunne moeiten en trouw. 4. Het zij de Eerw. Heer P.N. Ham vergund om vijf werken uit mijne Bibliotheek te kiezen, die kosteloos en geheel vrij aan zijn E. worde uitgeleverd. - Op gelijke wijze legateer ik aan Zijn E. mijne kleederen. 5. Als blijk mijner goedkeuring worde aan Mejuffrouw A.M. Coster (mijne laatste huishoudster) eene som uitgekeerd van vijfhonderd gulden mede geheel vrij en behalve het bovengenoemde zoowel als hetgeen zij mogt blijken nog van mij te vorderen te hebben. 6. Zij die op een of andere wijze mogt bekend worden als van mij eene geringe somma gelds ontleend te hebben, worden deswege niet gemaand indien zij dat ontleende geld binnen 3 maanden, na mijn overlijden niet uit eigene beweging terug ge- bragt hebben. 7. Het zij hier herinnerd dat ik bij den Heer Jan ter Haar te Amsterdam een crediet geopend heb ten behoeve van Mejuf. Sara de 65

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 1989 | | pagina 65