Ds. Wolterbeek was als proponent uit Noord-Holland op 29 oktober 1816
beroepen te Wamel en Dreumel en daar bevestigd door zijn vader op 15
april 1817 met een tekst ontleend aan Jesaia X: 14 en 15; de intrede had
plaats naar aanleiding van Romeinen I: 11 en 12. Op 12 mei 1820 volgde
zijn benoeming te Oosterbeek, waarna 20 augustus 1820 afscheid te Wa
mel en Dreumel gepreekt werd (Philippensen I: 9 tot 11). Ook te Ooster
beek werd Ds. Wolterbeek door zijn vader bevestigd, hetgeen geschiedde
op 3 september 1820 (I Corinthen III: 9) en de tekst van de intrede was
toen Mattheus XII: 50. Daarna volge een beroep naar Hillegom op 20
maart 1827 en op 1 juli d.a. v. werd te Oosterbeek afscheid gepreekt naar
aanleiding van 1 Petrus: 24, 25. Te Hillegom is hij andermaal bevestigd
door zijn vader (Mattheus XVIII: 16); de bevestiging was daar naar Mar-
cus XVI: 16, 15. Het beroep naar Alkmaar had plaats op 16 september
1829 en nadat afscheidsdienst te Hillegom gehouden was op 21 maart
1830 (1 Corinthe XIII: 9b) vond in onze stad de bevestiging plaats de 4e
april door zijn ambtgenoot A. van Vloten (1 Corinthe III: 9c). Het MS.
Borger der Amsterdamse Universiteitsbibliotheek, dat doorgaans weinig
persoonlijke kleur levert bij deze mededelingen vermeldde over Ds. D.J.
Wolterbeek: „Hij was met tijdelijke middelen gezegend, gaf gaarne rijke
lijk in 't verborgen, was gezellig en gul in de omgang; gedurende de laatste
drie jaren nam voor hem de dienst waar wegens ongesteldheid de propo
nent P.N. Ham".
De nieuwe bewoners van het huis hebben daar een periode van veel
verdriet moeten doormaken. Eerst al, op 11 januari 1836 verloren
zij hun, naar zijn grootvader van moederszijde genoemd twee weken tel
lende zoontje Pieter Elias Wolterbeek, dat de 14e begraven werd op het
nieuwe kerkhof aan de Westerweg. Nog was het jaar niet voorbij of diens
graf moest opnieuw worden geopend, nu voor zijn moeder mevrouw Clara
Susanna Wolterbeek-Elias op 27 december. Zij was op Kerstavond overle
den.
De weduwnaar bleef toen achter met minderjarige kinderen: drie meisjes.
Het waren uit zijn eerste huwelijk Anna Elisabeth Maria Wolterbeek en
de beide jongsten Wilhelmina Maria Petronella en Maria Anna Elisabeth
uit het tweede. En een nieuw, heel ernstig verlies bleef deze kinderen
daarna evenmin bespaard, toen Ds. Wolterbeek zelf op 18 april 1840 over
leed. Hij is de 22e daaraanvolgende in het „eigen graf voor altijd, vakA. le
klasse n°. 213/283 van het protestantse gedeelte" als derde familielid be
graven.
Evenals het graf van de Nuhout van der Veen's zoekt men op het kerkhof
deze respectievelijke graven tevergeefs omdat te Alkmaar de weinig loffe-
64