45
ra" heeft toege-
ij op „Batavia"
en in zijn nage-
i-Beemster een
"hand opnieuw
urgerhrug voor
tensbrug in de
an zijn dat het
i familieleden,
laarover in het
documenten.
Beemster heeft
weduwe Don-
tatie kwam het
ter, waar beide
aarna is hij in
waarin hij het
zhepen en tot
ng tot lid, ook
ideNieuwbur-
td aangewezen
0. Twee kavels
lustenburg uit'
daarvan kreeg
znt-heemraad.
;chonk hij aan
orzien van zijn
:n toen ik van
van bepaalde
oven als mede-
voerd door de
6.)
anders zou er
ne Vendel van
Dudegracht in
moest waarne-
e panelen der
ijnen in brand
Plafondversiering.
De teruggekeerde bewoner van zijn geboortestad heeft behalve het grond
bezit in de Schermeer, geheel overeenkomstig het gebruik van zijn tijd in
eigen kring, uitgezien naar een pleziertuin, ook wel genoemd „inrichting
van vermaak". Nadat hij aanvankelijk een dergelijke aankoop buiten de
Nieuwlanderpoort gedaan had in 1758, verwisselde hij deze weldra, op 25
april 1764 voor een andere, die gelegen was in het uiterste zuid-oostelijke
hoekje binnen de stadsvesting. Die tuin lag ten oosten naast de plek, waar
toen een perkament-fabriek verrees, die op haar heurt aan de andere zijde
grensde aan de zoutkeet genaamd Het Anker aan de Schelphoek.
Die nieuwe tuin, 60 roeden groot, be
zat daar een eigen steeg, een „vrije
laan" als uitgang op de Keetgracht. De
koop geschiedde voor een geringe
prijs, hetgeen erop wijst, dat de plek
danig in verwaarloosde staat verkeer
de. De verkopers waren de grote hout
handelaar tevens kerkmeester Antony
Meerlaan, Nr. Cornelis Cleij, de brou
wer in de (nieuwe) Gekroonde Star en
de predikant van de Remonstranten
Ds. Kilianus van der Burgh, in hun
hoedanigheid van executeurs van
Adriana van der Sluijs, weduwe van de
zeer gefortuneerde brouwer Gerbrand Cleij, in zijn tijd brouwer in De Le-
lij en ook van de Gekroonde Star aan de Voormeer en tevens administra
teur van Diaconie en kerk der Remonstrantse gemeente.
Onbekend is aan welke kunstenaar het fraaie stucwerk in het Alk-
maarse grachtenhuis, dat hier al meermalen ter sprake is gekomen,
te danken is.
Maar wel weten wij, dat zulke kunst slechts bij hoge uitzondering in de be
wuste stad toepassing vond. Vandaar, dat de veronderstelling voor de
hand ligt, dat toen de meester-plakker Joseph Crivelly uit Amsterdam in
1737 ten verzoeke van de zojuist genoemde brouwer Gerbrand Cleij in
diens woning op het Eiland bij de Schermerpoort, stuc-versieringen als
„crullen, cardoesen, cieraden, lijsten" en wat dies meer zij had aange
bracht,1' dit naderhand ook Mr. van Westhoven ertoe gebracht heeft om
zijn vernieuwde grachtenhuis op overeenkomstige wijze aantrekkelijk te
maken. Het bleek al, dat hij Van Westhoven met de familie Cley in bijzon
dere relatie heeft gestaan, zodat hij in haar vermooide huis stellig geen
vreemde zal zijn geweest. De verscheidenheid van elementen, die de plak
ker in het huis aan de Oudegracht verwezenlijkte, wijst erop, dat daar al-