voegden en genoegsaem nooijt thuiis bleeff, dat hij nogtans op andere morgens meerendeels al gewoon was te doen verklarende de getuijgen ver der dat in den beginne van de maand Februarij jongstleden en wel op een tijd dat den Heer requirant na Amsterdam was gereijst de gemelte Heer Jan Vreeland niet alleen des daags maar ook selfs de nagts is uijtgebleven, sijnde dezelve op eene van die nagten eerst des morgens ten vier uren, en op de volgende nagt des morgens tien uren thuysgekomen, hebbende sii getuygen diestijts verstaan gelijk sij ook wel giste, dat deselve Vreeland hem doen altoos ten huijse van den requirant en hij zijn huijsvrouw heeft gediverteert en opgehouden sijnde hij ook telkens door de deposante op desselfs thuijskomste ten huijse ingelaten. Verder verklaarde de getuijge dat gezegde Heer Jan Vreelant haar dikmalen heeft tragten te debauche- ren en oneerlijk te handelen, gehruijkende alle mogelijk efforten om haar tot sijn pleijsier en oneer te seduceren ja twelke genoegsaam altoos ge schiedde behalve nogtans de voorgem: twee nagten, als wanneer hij ter huyse van den Heer requirant was geweest. Wijders verklaarde de getuijge nog dat sij opgem: Heer Vreelant met des requirants huijsvrouw iteratieve reijsen heeft sien stoeijen en seer fami- liaarlijk met den anderen worstelen waaruijt klaerlijk gehleek dat zij mal kanderen vrij wel verstonden en minsaam tracteerden." - Sara nu legde deze verklaring af op 23 juni 1734 voor de plaatselijke notaris C. Schagen Swart. Aan verklikkers ontbreekt het zelden of nooit, in het bijzonder niet, wan neer zoals het hier ging om een uitgesproken sensationeel voorval, dat ze ker algemeen het gesprek van de dag gevormd heeft in de kleine provin ciestad Alkmaar. Want zo gebeurde het, dat er maar liefst vier andere ge tuigen bereid bleken te zijn om de avonturen van Knuijse's vrouw met de jonge Vreeland, welke Sara Ruijtering onthuld had, niet alleen bijkans letterlijk te bevestigen maar zo mogelijk nog wat aan te dikken (acten d.d. 5 juli, 4 juli en 29 oktober 1734 voor notaris Mr. A. Klaver). - Was het dus aan Mevrouw Cornelia Witte, de echtgenote van de Alkmaarse Bur gemeester Mr. Gerard Kloek kwalijk te nemen, dat zij het waagde om openlijk Mevrouw Knuijse-Winder uit te maken voor hoer met de toevoe ging „dat dezelve in geen ordentlijk gezelschap dorst te komen"?15-' it het bovenstaande vloeit voort, dat een belangrijk deel van het drama, dat zich om de ritmeester en zijn vriendenkring heeft af gespeeld, te herleiden is tot de gebeurtenis in een kamer aan de tuinzijde van het onderwerpelijke grachtenhuis. Het was dit pand, dat door Johan Kien, wanneer hij niet onder de wapenen was - destijds lag hij meestal in garnizoen in de barrière-stad en vesting Meenen in West-Vlaanderen - ge- 40

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 1989 | | pagina 40