hil cum expensis a limine judicii", hetgeen dus inhield dat zij zelfs in de
kosten sedert de aanvang van het bewuste incident veroordeeld was.
Maar Van Bodeghem liet zich ook daarmee niet uit het veld slaan. Ter
rolle van schepenen van 6 november 1734 herhaalde hij persisterende met
sterke nadruk wat hij over de bestreden vaagheden der beweringen van
Mr. Klaver al eerder had aangevoerd, nu onder verwijzing naar het gel
dende recht, zoals dat was neergelegd in het Corpus luris Civilis, in de
Digesta of Pandectae12
Op zijn conclusie, genomen ter rolle van 23 november d.a.v. liet Mr. Kla
ver niet na erop attent te maken, dat het woord „praetor", voorkomende
in het citaat van zijn ambtgenoot, in dit geval slechts wijzen kon op „cri-
mineele accusatien", omdat deze immers tot de competentie van de prae
tor behoorden
Na veel geharrewar tussen partijen en een nieuw incident gewijd aan het
kostenvraagstuk liet Mr. Klaver medio februari 1735 een gemotiveerd pro
test horen tegen een 6-tal bijzondere en volstrekt nieuwe eisen, die onver
wachts namens zijn wederpartij in de staat van het geding waren „ingewe
ven". Deze betroffen overgifte van klederen, juwelen, de luiermand,
kraamkosten, inventaris van de hoedel der vrouw en het kind en eindelijk
opnieuw de proceskosten. Van Bodeghem voerde daartegen in op de 22c
dier maand, dat deze punten, welke geacht moesten worden te zijn „ver
zoeken van provisiën" niet strict na aanvang van processen, maar zelfs na
de litis-contestatie, te allen tijde mochten worden ingediend, ja zelfs dat
de vierschaar de verplichting had om daarop aanstonds recht te doen, uit
den aard der zaak wéér na verhoor van partijen.
Een poging toen vanwege de man ondernomen om de 6 nadere vorderin
gen over te brengen naar een afzonderlijk geding stuitte af op onwil van
de vrouw. Conclusies over en weer in dit incident ter rolle leidden vervol
gens tot een uitspraak van de Vierschaar op 16 december 1735 gegeven,
waarbij Knuijse in het gelijk werd gesteld. En op dezelfde dag nog ver
klaarde de procureur Jacob van Bodeghem namens zijn cliente zich tot
„appellant off Reformant van 't voorsz disposite aende Ed: Hove van Hol-
lant." Onder protest want na haar gewettigd verzoek om verstek van ant
woord had het gerecht haar veroordeeld om haar eisen van provisie bij
een nieuwe instantie te proponeren met nog wel een veroordeling in de
kosten. Zij verzocht daarom mandement in cas d'appel van het Hof met de
clausule van relief tegens de indebite verheffing en prosecutie van haare
appellatie in communi forma.15 Het Hof verleende hierop fiat d.d. 9
januari 1736 en in het request om dit te hereiken werd niet nagelaten te
stellen „dat tussen de suppliante ende de voorn, haare man gedurende
haar huwelijk seer hevige en menigvuldige oneenigheden sijn ontstaan,
33