aanstoken van haar Knuijse hij zich komen. En, na alle getuigen verwij
derd te hebhen dwong hij (in zijn huis aan de Oudegracht) hem bij eigen
handig geschrift te verklaren, dat hij Maria Jacoha als onschuldig be
schouwde en dat hij haar hield voor een vrouw van fatsoen. Hierna moet
de ritmeester Knuijse gedurende ongeveer twee uren tot bloedens toe afge
ranseld hebben, hem bedreigende met de dood en met twee degens, waar
van hij de ene na de andere bij het trekken vernield had. Knuijse ont
snapte eindelijk, gebroken naar lichaam en geest en weldra koos de rit
meester de vlucht. De Alkmaarse Hoofdofficier van Egmond van de Nij-
enburgh daagde hij openbare aanplakking van een edictaal exploit van
oproeping10-' de ritmeester voor de plaatselijke schepenkamer, in dat stuk
uiteenzettende, dat Knuijse mishandeld was aangezien de ritmeester hem
de geruchten verweet, die rondgestrooid waren over Maria Jacoha Croes'
suspecte kuisheid, terwijl hij ook Mevrouw Knuijse in die oproeping kwa
lificeerde als een vrouwspersoon dat van haar man was weggelopen.
Het kwaadaardige gedrag van de ritmeester vormde als het ware de inlei
ding van een tweetal procedures voor de stedelijke schepenbank. Het eer
ste dan was een actie „in cas van injurie", welke werd ingesteld door Mr.
A. Klaver namens schepen Knuijse contra Johan Kien. Dit geding ver
scheen voor het eerst op de Rol van Schepenen van 13 juli 1734 en de pro
cureur Van Bodeghem vroeg daar, zich stellende voor de gedaagde „copie
en dagh om te antwoorden offte te excipieeren". Het een en ander heeft
waarschijnlijk geleid in verband met Kien's vertrek van tijd tot tijd naar
zijn verafgelegen garnizoen, tot ruime uitstellen, want eerst in het najaar
van 1734 bleek Van Bodeghem in staat om voor de verweerder in conven
tie tevens eiser in reconventie te dienen van eis in reconventie en ant
woord in conventie. Er werd vervolgens afgeconcludeerd (rollen van 16
en 30 november 1734), waarna schepenen partijen ordonneerden om te
compareren op 26 februari 1735 in de Alkmaarse Oude Doelen des avonds
te 5 uur.
Een schikking, die de rechters daar verlangden op te leggen bleef echter
uit en een incidenteel beroep op het Hof leverde een fiat op van de kant
van deze autoriteit.
Kien is zo wijs geweest zijn appel niet door te zetten en hij heeft zich ten
slotte geschikt in het eindvonnis van het Alkmaarse gerecht, waarvan
hiervoor door de kroniekschrijver al bericht werd gedaan.
Het tweede proces, dat al op 22 juni 1734 op de schepenrol voor het eerst
verscheen, was ingesteld door Vrouwe Margaretha Winder als eiseres
strekkende tot separatie van tafel en bed en hij woning, zij, gevoegd zijnde
voor zoveel nodig met haar vader, die in verhand met haar kenbaar ge
maakte voornemen van het stadsbestuur inmiddels venia agendi verkre-
30