er illustrering o.a. van het voorgaande volgen nu de aantekenin
gen van een Alkmaarse tijdgenoot, die deze onbekend gebleven
figuur over Kien en de zijnen verzamelen kon. Zij luiden letterlijk:
„De Heer Jan Kien trouwde met de Weduwe van eenen Heer de Waal de
welke van een Rooms gesinde Familie met tijdelijke middelen gezegend
was. Desen Heer seer Podagreus zijnde en dikwijls bedlegerig, stervende
liet zijn weduwe na sonder kinderen maar de Heer Kien verwekte hij haar
verscheyde kinderen en int jaar 1733 weduwnaar geworden sijnde, bleef
hij ongehuwd, dog hij besogt nu en dan wel eens, de eene of d'andere Da
me, onder andere gaf hij wel eens visite aan de huysvrouw van de Heer
Knuyse, waar van gemelt staat dat sij haar man ontvlugtte op den 21 May
Wat nu de oorsaak van die vlugt was, kan eenigsins gegist worden uijt een
geval het welk eenige weken daar na te weten, den 5 Juli gebeurde; het
welk hier in bestond. De Heer Kien liet aan syn Huys verzoeken tegen 's
voormiddags op een seker uur de genoemde Heer Knuijse die dat versoek
aannam, en op de gestelde tijd sig liet vinden aan het Huijs van den Heer
Kien. Dese hem vrindelijk ontfangende, geleidde hem in een vertrek,
hetwelk hij wel toesloot. Daar nu met haar tweën sijnde, begon hij hem
onder schrikkelijke bedreijgingen van hem de hals te zullen breken, voor
al wat leelik was, te schelden; en wilde hij levend uijt de kamer komen,
soo soude hij moeten herroepen, al hetgeen hij tot sijn nadeel mogt gesegt
hebben, en een schriftelijke verklaring die hij selfs opgesteld hadde, moe
ten ondertekenen.
Wat souw nu de man doen! Hij was gevangen, dierhalven resolveerde hij
om hem daar in te wil zijn, en ondertekende het geschrift, waarbij hij hem
voor een eerlijk man verklaarde.
Maar hier mede was het nog niet gedaan: nu eyste hij hem op staane voet
voor de kling om te duëlleren, of anders elk met een geladen Pistool op
malkander los te branden. Het welk de Heer Knuijse weijgerde, wierd hij
door den ander met een karwas braaf afgerost: en na dat deze Tragedie 2
Handtekening van
J. Kien uit 1720.
1734.
28