27
Men kan zich voorstellen, dat Mevrouw, na al deze ervaringen, er zorg
voor gedragen heeft om haar op 22 januari 1722 door een notaris (Seul-
lijn) nieuw, nu geheim testament van een superscriptie te laten voorzien.
Maria Jacoba de Blois had al veel beleefd, maar blijken zou, dat zij nog
meer weinig prettige ervaringen te verduren zou krijgen. Bij toeval wist
een plaatselijke tijdgenoot daarover het een en ander mede te delen. Al
vorens diens verhaal hier te laten volgen, zij ter verduidelijking alvast ver
klaard, dat haar gescheiden man zeer waarschijnlijk in het begin van 1723
en anders tegen het einde van het voorafgegane jaar overleden is. De Alk-
maarders hebben hem nooit teruggezien.
Maria Jacoba is na zijn dood, na aangegane ondertrouw van 24 oktober,
op 8 november 1723 hertrouwd met johan Kien, destijds Cornet onder
het Regiment Guards te paard in Staten dienst. Hij was de 26e mei 1697
te Alkmaar gereformeerd gedoopte zoon van Mr. Nicolaas, de stads-pen-
sionaris en Margaretha Tromp Herpertsdochter. Op zijn verzoek om haar
te mogen trouwen binnen de verboden termijn had hij aangevoerd, dat
zijn bruid reeds 2'/2 jaar buiten huwelijk had geleefd en op 9 oktober 1723
hebben burgemeesteren van Alkmaar toen de verlangde dispensatie gege
ven, overtuigd als zij wel geweest zullen zijn van de juistheid der aange
voerde beweringen.
Johan Kien begon zijn militaire dienst als volontair in het Regiment Guar-
des te paard in de lijf-compagnie van de Generaal graaf van Hompesch in
1714; hij werd cornet in de compagnie van de Brigadier Godert van Lijn
den dAspremont 28 oktober 1717 en is blijkens bevelschrift van 12 augus
tus 1724 overgegaan naar de lijf-compagnie van de Brigadier Frans Carel
Baron van Lijnden van Ressen. Daarna volgden zijn aanstelling tot stads-
majoor en commandant van de vesting Woudrichem op 26 april 1726 en
een benoeming tot luitenant in het Regiment Guardes te paard van de ge-
neraal-majoor Saeyr met de rang van ritmeester op 4 augustus 1728. Rit
meester effectief in het Regiment Carabiniers werd hij de 15e augustus
1727 en al in het begin van het jaar 1734 behoorde hij tot het garnizoen
van de West-Vlaamse barrière-stad en vesting Menen.1'
Op 16 september 1735 en in 1738 lag hij in garnizoen te Arnhem en Kien
was onder kolonel Hoeufft van Oijen majoor effectief. Eindelijk volgde
voor hem nog een promotie tot kolonel-commandant van het Regiment
van de generaal-majoor, daarna luitenant-generaal Schack en op 22
maart tenslotte tot generaal-majoor van de Cavallerie de 16e mei 1747. Hij
overleed te Dwingelo in Drenthe op 11 juni en in de kerk aldaar werd hij
op 20 juni 1754 begraven. Uit zijn huwelijk met Maria Jacoba de Blois van
Ginderdeuren zijn acht kinderen geboren.