te Venetië verschenen zijn, zulks ofschoon daar tegenover Het Hof de
voorgevel één travé meer inhield dan het woonhuis van Zeeman op de
Oudegracht en in het eerste geval aan heide zijden van de in het midden
geplaatste toegangsdeur twee ramen waren aangebracht. De beide ontwer
pen van de voorgevel - men zie h. v. het versierde doorlopende vak onder
de daklijst en de daklijst zelf alsook de tekening van de pilasters-deze zijn
vrijwel volmaakt conform.
Dat dit zo voorheen het geval was vloeit voort uit het feit, dat de vroegere
toestand van het woonhuis aan de Veerstraat ons punctueel precies is over
geleverd door een schilderij (70 x 107 cm) van Het Hof met naaste omge
ving van de hand van de schilder Johannes Petrus van Horstok uit de 80er
jaren der XVIIP eeuw. Hij heeft daarop in zijn scrupuleuze wijze van fijn
schilderen ons onthuld, dat op ditzelfde toen nog geheel ongewijzigde per
ceel aan de Veerstraat boven de entrée een gedenksteen voorkwam met
het jaartal 1644- Deze wetenschap nu laat ons vanzelfsprekend toe, dat
wij het stichtingsjaar van het pand aan de Oudegracht 198 van nu nage
noeg gelijktijdig mogen dateren. Daar komt dan nog hij, dat 1644 de tijd
was waarin Gerard Zeeman midden in zijn zaken verkeerde en dat zijn
huis aan de Oudegracht opgetrokken is uit een kleine haksteensoort uit de
Hollandse en Stichtse Rijnstreek herkomstig, die juist in de 17e eeuw vrij
algemeen tot een gezochte kwaliteit behoorde verhoogt daarbij de waar
schijnlijkheid ener stichting omstreeks 1640.
Ten overvloede zij verklaard, dat in die periode talrijke voorbeelden der
toepassing van de stijl van Palladio in Holland aanwijsbaar zijn en ook ge
weest zijn.
Als laatste vertegenwoordiger uit de familie Zeeman was het Mr. Jacob,
die het huis c.a. aan de Oudegracht van de hand heeft gedaan. Dit ge
schiedde bij acte van transport voor schepenen van Alkmaar op 8 maart
1678. In dat stuk verklaarde de verkoper, dat hij zijn recht ontleende als
geïnstitueerde erfgenaam van zijn broeder Dirk op grond van diens testa
ment van 17 oktober 1670, die op zijn beurt het huis verkregen had van
hun vader krachtens schenkingsacte van 12 maart 1667, eveneens voor
schepenen gepasseerd. Rij dit transport van 8 maart 1678 deed zich als ko
per voor de Heer David de Bloijs van Ginderdeuren en het object van de
koop werd omschreven als te zijn „een huijs ende erve staende en gelegen
binnen deser stadt aen de noort zijde op de oude Vesten met een steech
daer be oosten aen belendt de Heer Nanningh van Veen ten westen en
d'erfgenamen van Lucas Mullert ten oosten, met de stal en erve staende
en gelegen achter 't eerstgenoemde huijs aende zuijdzijde de Laet, ten
westen en Pieterjansz. de Wit, cumsuis, ten oosten met de belastinge van
ses duijsent gulden capitaal ten behouve van den E. Daniël Niellius. Item
20