Deze symboliek van de hoge zee is eigenlijk tot in onze tijd populair geble
ven en grote schilders hebben het niet beneden hun waardigheid geoor
deeld hun eigen visie daarop uit te beelden.3
In het onderhavige geval kan men, niet wetende wie de besteller mocht
zijn geweest van het tafereel met de zeegoden de vraag om welke reden
juist dit voorbeeld gekozen werd, onmogelijk verklaren.
Maar, wanneer men in aanmerking nemen mag, dat Mr. van Westhoven
een persoon is geweest dit blijkt n.1. naderhand - die van jongsaf aan
langdurig over verre en hoge zeeën gevaren heeft, dan wordt zijn opdracht
in deze aan de uitvoerende kunstenaar aanstonds wèl afdoende verklaard!
Wat het overige stucwerk uit die tijd betreft, daarvoor mag in verband met
de eerder aangehaalde redenen zeker weer approximatief het jaartal 1755
ter datering worden aangehouden. In dit geval is het wel bijzonder verras
send zoveel afwisseling als de stucadoor in zijn werk wist aan te brengen.
Veel van zijn toegepaste kunst is hier gebundeld op de muren gebracht,
kennelijk op de wijze, die de mode toen al heeft verlangd. Dat geschiedde
toen zo, dat het systeem, de manier van groeperen, het beste te vergelij
ken was met het aanbrengen van een soort van bundel in de vorm van een
aan het gebruik van een aan de antieken ontleende panoplie: allerlei, soms
heterogene voorwerpen werden daartoe samengevoegd zo goed als moge
lijk en zo nodig met toepassing van slingers en handen.
Soortgelijke stuc-panelen, naar het motief der panoplie en dan meestal
opgebouwd uit aan het landleven ontleende elementen heeft de be
roemde Gagini al in de stad Luik moeten leveren in 1787, een bewijs dus,
naar het mij voorkomt dat deze wijze van decoreren met stuc toen en reeds
eerder internationale erkenning genoot.4
Zonder mij binnen dit bestek aan een verklaring van alle voorgestelde ob
jecten te willen wagen, mag er wel op worden gewezen, dat in het onder
havige geval door de betrokken stucadoor veel variatie is toegepast in de
uitbeelding van de voorstelling zijner keuze. Doorgaans bestonden die uit
dingen van uiteenlopende aard, verwachte, maar soms ook totaal onver
wachte zaken. Alleen daaruit al vloeit voort, dat hij over een meer dan
gewoon vakmanschap beschikte en dat hij dus géén handwerksman uit de
kleine stad geweest kan zijn.
Uit het stucwerk laat zich een groot aantal voorwerpen identificeren. Die
voorwerpen meen ik als volgt te moeten omschrijven: een geopend boek,
een enkel blad papier, een strooien zomerhoedje, een (brood-)schieter,
een pansfluit, een tambourijn, castagnettes, een ellemaat, een (wandel-)
stok, een palet met verfkwasten, een tuinhark, een dorsvlegel, een teken-
haak, een bijl, vazen, overvol met vruchten, een kransje van rozen, een
spade, een zeis, een sikkel, een paar schaatsen, vliegende vogels, engelen
en kinderfiguren, (in onbruik geraakte?) gezelschaps-spelen en tenslotte
11