Mr. dr. J. Belonje
in zijn studeerkamer
in zijn huis in de
Nassaulaan.
Onlangs vierde
mr. Belonje zijn
negentigste
verjaardag.
kreeg Bruinvis mej. C.E.C. Bruining als adjunct-archivaris toegewezen.
Aan deze Neerlandica had hij niet zoveel: zij was heel ziekelijk. Mej.
Bruining volgde in 1917 Bruinvis op als gemeentearchivaris. Lang is ze
niet gebleven. In 1922 moest zij om gezondheidsredenen ontslag nemen.
Veel heeft zij niet tot stand kunnen brengen."
Toen brak voor dhr. Belonje een moeilijke periode aan. Mej. Bruining werd
opgevolgd door N.J.M. Dresch, een voormalige journalist, die van 1922 tot
1937 het archivarisambt bekleedde.
„Dresch zag het archief als zijn privé-eigendom. Hij maakte het bezoekers
soms onmogelijk om archiefonderzoek te verrichten. Hij zei dan gewoon
weg: 'Nee, dat doen we niet!' Hij weigerde dan ook om stukken ter inzage
te geven. Dresch was een nogal conflictueus ingesteld mens. In deze jaren
kwam ik nauwelijks meer op het archief. Dat veranderde toen Dresch, die
in 1937 overleed, opgevolgd werd door Th. Wortel. Ik kreeg toen weer
aardigheid in het archiefbezoek. Wortel was zeer behulpzaam. Overigens
was hij ook zeer betrokken bij het gebeuren in het stedelijk museum. Hij
had talent voor het organiseren van tentoonstellingen."