1. Jan (1875-1953), die tekende met J. Jzn. Pot. Zijn studie medicijnen in
Amsterdam heeft hij nooit afgemaakt. Hij bleef ongetrouwd en volgde
zijn vader op als directeur van de „Alkmaarse Telefoon en Goederen-
besteldienst". Hij woonde lange tijd in het ouderlijk huis „Parkzicht" aan
het Kennemerpark, tel. nr. 11 (het „gekkennummer"; nr. 13, het
ongeluksgetal, was de telefooncel hij het station en „nummer 100" het
telefoonkantoor aan de Houttil). Later woonde hij geruime tijd in
"Westerlicht".
2. Willem Frederik (1876-1942), ingenieur werktuigbouw Delft en
elektrotechnisch ingenieur Karslruhe (omdat toen in Delft nog geen
elektrotechnische faculteit functioneerde), hoofdingenieur bij de
Marine, woonde in Rijswijk. Getrouwd met W.C.B. van den Berg. In zijn
jonge jaren reed hij op een „motorfiets", een fiets met naast het achter
wiel een derde wiel met een motortje. Direct na de oorlog 1914-1918
stuurde Jan Pot zoon Wint naar Parijs om daar een auto voor hem te kopen
(Charron 1913).
3. Adrianus (1878-1951), werktuigkundig ingenieur Delft en elektro
technisch ingenieur Karlsruhe. Getrouwd met C.M.J. Thierens. Hij was
de technische man hij de telefoondienst. Hij werd door de politie uit zijn
bed geheld als het geijzeld had en alle telefoondraden braken en overal op
straat lagen.
Nadat de telefoondienst door het Rijk was „overgenomen", is hij jaren
lang directeur van de „Woningmaatschappij Alkmaar" geweest. Later ook
administrateur van „Volkshuisvesting". De familie woonde in het door
architect Ringers voor hem gebouwde huis aan de Westerweg „hij het
bruggetje" (de heide bruggetjes over het verlaat (keersluis) in de Hoever-
vaart, thans Verlaatjesbrug geheten). Naast Jan Pot, was deze zoon
Adrianus de man van allerlei technische voorzieningen. Hij vond het
aanraken van de trekker en de bril van de WC niet fris en voorzag die van
voethediening. De kraan hoven het „fonteintje" (handenwashak in de
gang buiten de WC) draai je open met vuile handen en weer dicht met
schone handen. Dus dat werd ook een voetbediening. Daarmee werd
meteen automatisch het lampje boven het fonteintje bediend.
De gedienstige, Aagje, kwam 's morgens al vroeg. Daarom was er een
touwtje naar de slaapkamer boven de voordeur, waarmee het slot kon
worden opengetrokken. Ook de knip op de kantoordeur van de WMA
aan de Vogelezang kon hij van zijn bureau met een touw opentrekken. Hij
erfde de auto, waar hij tot de oorlog 1940 het land mee rondgereden heeft
- voor menigeen een bekende herinnering, o.m. wegens de rijtuigachtig
oplopende spatborden en bij regen de linnen kap over deze open auto.