samenleving bekleedden. Mijn vader was -en dat ging echt niet voor ieder lid
van de familie op- aanspreekbaar voor de gewone Alkmaarder. Hij keek daar
niet op neer en als het druk was in de fabriek sjouwde hij zelf ook mee. In de
zeepfabriek De Ankers, gelegen op de hoek van de Wortelsteeg en de Wageweg,
werkten zo'n twaalf mensen. De helft van het personeel bestond uit kuipers. De
meesterknecht kwam 's ochtends bij ons aan de deur om de sleutel in ontvangst
te nemen. Aan een touwtje liet mijn vader die dan uit het slaapkamerraam
zakken. In de fabriek werd zachte zeep geproduceerd. Mijn vader had de fabriek
eerst samen met zijn broer Sijbout. Zij hadden allebei een opleiding gehad in
een fabriek in Duitsland. Toen Sijbout daaruit terugkwam, voerde hij op onze
fabriek de stoomkracht in. Er kwam een stoomketel, die bediend werd door
een machinist. Het was voor ons kinderen prachtig om in de fabriek te spelen
t
Dr. P.W. de Lange
3