Kerk en kerkhof waren immers publieke plaatsen bij uitstek waar men niet
alleen vertoefde tijdens kerkdienst of begrafenis. Wat was een betere ont
moetingsplaats waar men elkaar kon treffen dan de kerk en haar onmiddellijke
omgeving? De angstige sensatie die veel mensen nu voelen bij het bezoeken
van een begraafplaats schijnt onze voorouders vreemd te zijn geweest.
Toch kleefden er bezwaren tegen het begraven in en om de kerk: er was te
weinig ruimte en de hygiëne was veelal ver te zoeken. In de Grote Kerk was
de stank vaak ondraaglijk. En om die reden werd in 1781 een ijzeren hek om
de hoofdingang geplaatst: de deur kon dan zonder bezwaar open waardoor de
frisse lucht de lijklucht kon verdrijven. (3) Er ontstond een beweging die pleitte
voor het begraven buiten de stad. Zo ontstonden aan het eind van de 18de
eeuw de eerste buitenbegraafplaatsen. Veel succes hadden die niet: de kerk
en het kerkhof genoten toch verre de voorkeur. In 1795 werd een verbod om
te begraven in de kerk uitgevaardigd. Dit verbod bleef een dode letter
-om het zo maar eens uit te drukken- en werd zelfs na de Franse tijd weer
ingetrokken. Pas in 1827 werd het opnieuw van kracht. Er moest worden
omgezien naar een alternatief, dat werd gevonden in de aanleg van de openbare
begraafplaats aan de Westerweg. In 1829 legde de zoon van burgemeester
Fontein Verschuir de eerste steen, waarna het werk een jaar later werd opge
leverd. Toen deze begraafplaats werd aangelegd, was er nog volstrekt geen
bewoning in haar omgeving. De later in gang gezette stadsuitleg haalde de
dode weer binnen de stad. De aanleg ver buiten het toenmalige centrum was
De algemene begraafplaats aan de Westerweg omstreeks 1950.
11