zaterdagmiddag begon. Hij kwam niet alleen uit Rotterdam, maar nam een
civielingenieur mee. Cool bleef zaterdagnacht in Alkmaar en zou zondag een
onderzoek instellen naar Pots klachten omtrent bruggen en straten. Cool was
als enige externe bouwkundige door de enquête-commissie te hulp geroepen.
Ripping reageerde direct op het verzoek van Cool. De burgemeester voelde er
niets voor, dat Cool in contact kwam met Pot. Hij schreef dat Cool maar 'ad
hoe' moest praten met de commissie zonder Pot. Voorzitter Glinderman van de
enquête-commissie was uitstedig „maar met mr. Dorbeck was ik gelukkiger."
Wij waren van menig dat het mogelijk overweging verdient, alvorens de door
de heer Pot gewenste conferentie zal plaats hebben, overleg te plegen met de
raadscommissie. Ik geef u daarom in overweging bij uw komst te Alkmaar
eerst een samenspreking te houden met de heer Dorbeck en daarbij vast te
stellen hoe verder ten opzichte van het verzoek Pot behoort te worden gehan
deld", aldus Ripping per kerende post aan Wouter Cool. De burgemeester
nodigde in het slot van zijn brief Cool en zijn collega uit voor een diner bij
hem thuis. Ripping liet niets aan het toeval over. Pot mocht bij Cool geen
vaste voet aan de grond krijgen.
Twee dagen later lag er een brief van Cool op de 'deurmat' van de burgemees
ter. De adviseur schreef dat hij het aanvankelijk niet nodig actte vooraf contact
te hebben met een lid van de enquête-commissie, omdat Dorbeck hem had
verzekerd rustig zijn gang te gaan en alles te onderzoeken op eigen gelegenheid.
„Bovendien leek het mij zeer noodzakelijk om ook de heer Pot de kans te
geven zich vrij tegen mij te uitten", aldus Cool. De bouwkundige uit Rotterdam
zegde toe contact te zoeken met Dorbeck en hem voor te stellen zaterdag
middag met de leden van de raadscommissie, zonder Pot, bijeen te komen.
Uit een brief van 13 december van Cool aan Ripping komen we te weten dat
Cool en zijn assistent „na de aangename uren van den zaterdagavond, zondag
ochtend reeds om tien uur met den heer Pot zijn gaan wandelen, hetgeen wij
voortzetten tot kwart over drie met een rustpoos van een half uur zijner huize",
aldus Cool. „In die uren werd ons drie of vier maal het zelfde verteld en
vertoond en moesten wij de klachten over fouten in twintig jaar gepleegd
aanhoren. Op het laatst werd de heer Port wat tammer, wellicht voor een deel
doordat wij aan hem zijn beweringen met het meest bescheiden gezicht om
bewijzen en nogmaals bewijzen vroegen. Hij kroop toen voor verschillende
klachten in zijn schulp."
Bruggen
Maar Cool was nog niet klaar met zijn onderzoek. Hij deelde Ripping bij brief
van 21 december mee zaterdag 13 januari 1912 opnieuw naar Alkmaar te
komen om dan enkele bruggen te zien functioneren. Het ging hem om de
Bokkebrug (Dijk), de Zilverstraatbrug over de Oudegracht, de Turfmarktbrug
bij de Accijnstoren en de brug bij de ijzergieterij aan de Voormeer. Cool stelde
voor na afloop van zijn onderzoek een bespreking te hebben met de raadscom
missie voor publieke werken. De zondag daarop had Cool gereserveerd voor
45