te worden overtuigd dat de heer Pot dwaalt in de meermalen door hem uitge
sproken mening dat hij de door hem aangevangen campagne zakelijk en niet
persoonlijk is. Hij is zo persoonlijk mogelijk. Al zijne beschuldigingen, bewe
ringen en aantijgingen kan men samenvatten in dit ene woord: vervolging. Hij
vervolgt de heer Looman met stenen en met scheldwoorden," aldus enkele
zinnen uit de bijlage nummer 52 die op 28 juni daarop in de gemeenteraad
zou worden behandeld. Het college repte niet over een nader onderzoek. De
laatste zin was: „De heer Pot maakt misbruik van zijn lidmaatschap en de
waardigheid uwer vergadering eist, dat daaraan een einde komt." Maar zo
makkelijk kwamen de burgemeester en zijn twee wethouders er niet vanaf.
Twee dagen vóór de raadsvergadering, was er een brief van de raadsleden
Glinderman en Van Buijsen met het voorstel: „In de zaak Pot-Looman eene
commissie van enquête te benoemen tot het instellen van een onderzoek in
hoeverre de beschuldigingen van het raadslid Pot dat de directeur van gemeen
tewerken niet bekwaam zou zijn voor zijn betrekking waarheid bevat." Deze
commissie zou bestaan uit raadsleden.
Agendapunt vijf van de raadsvergadering de datum 28 juni 1911, stond in het
teken van het grote conflict. Burgemeester Ripping ging gelijk in op het voorstel
van Glinderman en Van Buijsen om een commissie van enquête te benoemen.
Ripping stelde bijzonder sympathiek te staan tegenover het idee maar had wel
bezwaar tegen de samenstelling van de commissie. „Ik had liever gezien, hoewel
ik mij niet tegen dit voorstel zal en trouwens niet kan verzetten, dat het een
commissie zou worden uitsluitend bestaande uit deskundigen maar met een
uitgebreide volmacht, aldus Ripping. Glinderman merkte op dat een raadscom
missie ter verantwoording kan worden geroepen, terwijl een externe groep
deskundigen altijd gelijk moet hebben. Er waren meer raadsleden die voor
een eigen commissie pleitten en Ripping dreigde geen meerderheid te krijgen
voor zijn idee alleen externe deskundigen te laten beslissen in het conflict
Pot-Looman. Na een urenlang debat waarin een groot aantal raadsleden zijn
bijdrage leverde en Pot zich meermalen de woede van zijn collega's en het
college op zijn hals haalde omdat hij steeds weer de deskundigheid van Looman,
college en raad in twijfel trok, besloot men uiteindelijk een raadscommissie
van enquête in te stellen die zou bestaan uit de heren Van Buijsen, De Lange,
Glinderman en Dorbeck. Looman kon gerust zijn. Op voorhand stond al vast
dat het onderzoek voor hem niet schadelijk zou uitvallen. Dat hadden de vier
heren al laten blijken tijdens de urenlange verhandelingen in de gemeenteraad.
Adviseur
Op 5 december van datzelfde jaar 1911, schreef de stedebouwkundig adviseur
voor verbreding van de Kanaalkade Wouter Cool, een brief naar Ripping.
Cool had een verzoek van Pot gehad om aanwezig te zijn bij een vergadering
van de enquête-commissie, inzake het beleid van de directeur gemeentewerken.
Cool had hiertegen geen bezwaar en vroeg Ripping hoe laat de vergadering
43