Mr. A.J. Dorbeck: „Ik zal in deze lange strijd geen partij kiezen maar vind
wel dat het resultaat van het onderzoek lang uitblijft. Ik kan niet mee gaan
met diegenen die de heer Pot een kwerilant noemen. Naar mijn mening had
ik het van de voorzitter voorzichtiger gevonden zijn in de vorige vergadering
gebezigde uitlatingen aan het adres van de heer Pot na te laten en zijn oordeel
op te schorten tot het verweerschrift van de heer Looman binnen was. Ik kan
mij indenken dat de tegen Looman ingediende klachten onaangenaam zijn
maar hij is er de man niet naar om zich dat zo aan te trekken. Hij moet toch
weten dat hij de raad op zijn hand heeft. Ten aanzien van de lekkage in de
meisjesschool wil ik opmerken dat tijdens de afgelopen winter herhaaldelijk
lekkages zijn ontstaan in deze school. Dit hebben mij enkele onderwijzeressen
medegedeeld. Daarom vind ik het niet wenselijk dat ten aanzien van deze
klacht wordt gezegd dat Pot ook daarin weer een rede zoekt de heer Looman
te nekken."
Ripping: „Het bevreemdt mij dat ik niet op de hoogte was van eerdere klachten.
De klacht van de heer Pot is echter van recenter datum en hij heeft mij niet
gezegd dat de lekkage deze winter heeft plaats gehad. Ik had het beter gevonden
als de klachten eerder bij mij of de directeur gemeentewerken waren ingebracht
en niet gewacht tot de terugkeer van de heer Pot."
Pot: „Toen ik uit Parijs terug kwam werd ik op de hoogte gesteld van de
lekkage en ik heb nooit gezegd dat de lekkage van recente datum is."
Dorbeck: „Het is niet goed nu reeds een pleidooi te houden dat het Pot te
doen is om Looman te duperen. Op dit moment kan men noch de heer Pot
noch de heer Looman in het gelijk te stellen."
Pot: „Nu blijkt dat het advies in wording is, heb ik er niets op tegen te wachten
tot het resultaat bekend is."
Ripping: „Er zijn weer vele woorden nutteloos gesproken, doordat de heer
Pot de interpellatie niet heeft gebruikt voor het doel waarvoor ze was aange
vraagd."
Pot: „Wanneer u mij wilt voorschrijven wat ik zeggen moet kan ik beter
zwijgen."
Vervolging
Vijf dagen na de opzienbarende openbare raadsvergadering, verscheen het
lang verwachtte rapport van het college onder de titel 'Het beleid bij de afdeling
Publieke Werken'. „Men verwachtte van ons geen rapport waarin de bewerin
gen van de heer Pot op de voet worden gevolgd. Wij achten dat niet doenlijk.
Zijn beweringen zijn allen even vaag en het ongeluk is dat de heer Pot zijn
beweringen gelijk voor bewijzen houdt. Voor verschil van inzicht is bij hem
geen plaats. Men behoeft trouwens zijn geschrift slechts vluchtig in te zien om
41